m. (-s),
1. hij die blaast; hij die een blaasinstrument bespeelt: de blazers van het orkest;
2. (fig.) pocher;
3. werktuig dat met behulp van een luchtstroom landbouwprodukten verplaatst .
Al naar aard en produkten kent men diverse soorten: de aanzuigblazer (‘hooikanon’) is in staat losse, lichte produkten als hooi en stro zelf aan te zuigen en langs het schoepenrad in de stijgbuis te brengen. De door het schoepenrad opgewekte luchtstroom neemt het produkt dan verder mee naar de top van de opslagplaats. De gewone hooiblazer moet met behulp van een vork gevoed worden. De hooi- en schovenblazer verwerkt grotere brokken: schoven, lichte balen hooi of stro. Het produkt passeert hier niet een schoepenrad maar komt via een luchtsluis in de opvoerpijp. De graanblazer kent ook een injectie in de luchtstroom, maar nu speciaal ontworpen voor transport van gedorst graan.
Graanblazers zijn zodanig gebouwd dat beschadiging van het zaad wordt voorkomen. De hakselblazer tenslotte lijkt veel op de gewone hooiblazer, zij het dan ingericht op het transport van een zware stroom gehakseld produkt (hooi, stro, in te kuilen gras, maïs enz.).