Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 30-05-2019

Bisdom

betekenis & definitie

o. (-men),

1. gebied waarover een bisschop het kerkelijk bestuur heeft, diocees;
2. bestuur waarvan een bisschop het hoofd is. Het bisdom is in een aantal christelijke Kerken (o.a. de Rooms-Katholieke, Lutherse, Anglicaanse en Oud-Katholieke) een vastomschreven kerkelijk gebied, dat onder leiding staat van een bisschop. In de Rooms-Katholieke Kerk vormt een aantal bisdommen samen meestal een kerkprov., onder leiding van een aartsbisschop (wiens bisdom dan ook aartsbisdom wordt genoemd), terwijl de andere suffragaanbisdommen (-bisschoppen) heten. Ieder bisdom omvat een aantal dekenaten, die ieder voor zich weer een aantal parochies (kerkelijke gemeenten) omvatten. De oprichting, opheffing, verdeling, samenvoeging, andere begrenzing van bisdommen is voorbehouden aan de H. Stoel. De Ned. kerkprov. bestaat uit het aartsbisdom Utrecht en de bisdommen Haarlem, ’s-Hertogenbosch, Breda, Roermond en (sedert 1956) Rotterdam en Groningen; de Belg. kerkprov. bestaat uit het aartsbisdom Mechelen-Brussel en de bisdommen Gent, Brugge, Doornik, Namen, Luik, Antwerpen en Hasselt. Op 1.1.1974 bedroeg het totale aantal bisdommen (residentiële zetels) van de Rooms-Katholieke Kerk bijna 2200.

GESCHIEDENIS.

Historisch is een bisdom een territorium dat bestuurd wordt door een bisschop, hetzij alleen als kerkelijk, hetzij tevens als wereldlijk gezagdrager. De nauwe binding, die sedert ca.300 in het Romeinse Rijk was ontstaan tussen kerk en staat, bleef in de middeleeuwse samenleving voortbestaan, in die zin dat de bisschop dikwijls zowel geestelijk als wereldlijk hoofd van zijn bisdom was. Door het feit dat in de 9e en 10e eeuw de bisschoppen veelal hun bisdom van de koningen in leen ontvingen, gedroegen zij zich dikwijls meer als staatsmannen dan als geestelijke herders. Deze toestand leidde tot een conflict tussen de Duitse keizer en de paus, een conflict dat in 1122 door het Concordaat van Worms werd geregeld. Daardoor werd de koninklijke invloed op de bisschopsverkiezingen verminderd, maar die van de plaatselijke machthebbers vergroot, aangezien de bisschopsverkiezing een voorrecht werd van het domkapittel (Investituurstrijd). De wereldlijke macht van de bisschoppen verminderde totdat in de Franse tijd bijna alle bisdommen werden geseculariseerd.

LITT. R.R.Post, Handboek van de kerkgeschiedenis I (1962).