o., geheimhoudingsplicht omtrent de kennis die men als uitoefenaar van een zgn. vertrouwensberoep verworven heeft.
De Ned. wet zegt niet welke deze vertrouwensberoepen zijn, maar het opzettelijk schenden van geheimen door iemand die weet of hoort te weten dat hij een geheimhoudingsplicht heeft uit hoofde van zijn beroep of ambt (zie ambtsgeheim) wordt in Nederland bedreigd met gevangenisstraf van ten hoogste één jaar of geldboete van maximaal f6000 (art. 272 WStr). Daarnaast zijn de beoefenaars van de meeste van deze beroepen georganiseerd in al dan niet verplichte beroepsorganisaties die via tuchtrechtelijke sancties de geheimhoudingsplicht beschermen. Soms brengt het beroepsgeheim een verschoningsrecht met zich mee, d.w.z. dat degene die tot geheimhouding verplicht is zelfs niet hoeft te spreken wanneer hij voor de rechter als getuige wordt gehoord (art. 218 WSv, art. 1946 BW).
De wet zegt ook niet aan wie een verschoningsrecht toekomt. Vanouds is het recht toegekend aan arts, advocaat, geestelijke en onder bepaalde omstandigheden aan de notaris. Later is het verschoningsrecht toegekend aan de accountant, alsmede aan het personeel van hen die het verschoningsrecht hebben.
Het recht is onthouden aan een journalist en een bankier; over de maatschappelijk werker en de reclasseringsambtenaar heerst onzekerheid. In België wordt geheimhoudingsplicht opgelegd aan geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd. Schending wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met een geldboete van BF100-500 (art. 458 WStr). Geheimhoudingsplicht brengt verschoningsrecht met zich mee.