Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 09-03-2019

Berk

betekenis & definitie

m. (-en), katjesdragende boomsoort met karakteristieke witte, in vellen afschilferende schors en witachtig hout. De berk (Betula) stelt zeer geringe eisen aan klimaat en bodem.

Hij komt zowel op hoge breedtegraad als hoog in het gebergte voor. In arctische streken vormen berken de boomgrens. De berk is een lichthoutsoort, die vaak als pioniersoort optreedt.Wind kan hij redelijk goed verdragen. In Nederland en België worden twee soorten door elkaar gebruikt: Betula pendula, de ruwe berk, met door kleine wratjes ruw-aanvoelende jonge takjes en bladeren en vaak hangende twijgen, en Betula pubescens, de zachte berk, met zacht behaarde takjes en bladeren en stijver afstaande twijgen. De laatste verdraagt meer vocht in de bodem. Zij kruisen onderling gemakkelijk. Het sap dat tevoorschijn komt bij snoeien is sterk suikerhoudend. In singels wordt de berk veel gebruikt tot bescherming tegen wind en brandgevaar en uit esthetische overwegingen.

Ook als laanboom komt hij voor op schrale gronden. In gemengd bos gedragen berken zich vaak als ‘zwiepers’, d.w.z. dat ze bij wind met hun takken de scheuten van naburige bomen beschadigen. Een berk draagt al jong overvloedig zaad. Berkenopslag is vaak hinderlijk in jonge bos culturen van andere houtsoorten.

Litt. G.Houtzagers, Houtteelt der gematigde luchtstreek, I (1954).

< >