Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 09-03-2019

Beowulf

betekenis & definitie

Oudengels episch gedicht, waarschijnlijk uit de 8e eeuw, bewaard in een handschrift uit het einde van de 10e eeuw. Het gedicht verhaalt in ruim 3000 alLittererende accentverzen de twee hoogtepunten uit het leven van de Zweedse held Beowulf; de behandelde gebeurtenissen vinden plaats in twee perioden, gescheiden door een tussenperiode van 50 jaren.

De inhoud is, in het kort, als volgt: koning Hrothgar uit het Deense koningsgeslacht der Scyldingen (Skjoldungen) heeft op het eiland Sjolland een grote hal, Heorot, gebouwd om daarin feest te vieren. Het monster Grendel doodt evenwel de leden van zijn gevolg die er de nacht doorbrengen; twaalf jaren lang herhaalt het van tijd tot tijd die aanvallen.Hrothgar staat machteloos tegenover het monster. Beowulf, wiens oom Hygelac koning van de Geaten of Gauten is (Zuid-Zweden), komt Hrothgar te hulp. Hij weet het monster en diens Beowulf, een pagina uit een handschrift uit de 10e eeuw (British Museum, Londen)

moeder te verslaan en keert met geschenken naar zijn land terug. Na de dood van Hygelac en diens zoon wordt hij koning. Vijftig jaar regeert hij over zijn Geaten. Daarna wordt de rust in zijn land verstoord door een vuurspuwende draak. Ondanks zijn ouderdom zoekt Beowulf de draak op en slaagt erin hem onschadelijk te maken. Daarbij wordt hij echter dodelijk gewond. Het gedicht besluit met een beschrijving van de grootse lijkplechtigheid en de aankondiging van de naderende ondergang van het rijk der Geaten.

De algemene toon is weemoedig: achter de praal en de heldhaftigheid schuilt de gedachte van de vergankelijkheid van het aardse. Het gedicht was zeker voor een christelijk publiek bestemd, maar de dichter trachtte de geest van de Germaanse oudheid te benaderen. Enig verband met historische feiten en personages valt waar te nemen: Hygelac, de ‘Deense’ koning Chochilaicus, die volgens Gregorius van Tours ca.515 Friesland plunderde. De ontdekking van het koningsgraf van Sutton Hoo (ca.650?) in 1939 heeft Beowulf in een nieuw daglicht gesteld.

Uitgaven: door F.Klaeber (3e dr. 1951), Heyne Schücking-von Schaubert (17e dr. 1958), facs. J. Zupitza en N.Davis (2e dr. 1959), C.L.Wrenn (3e, door W.F.Bolton herziene uitg., 1973). Vertalingen: Eng. door G.Bone (1945), J.Clark-Hall en Wrenn (1950), D.Wright (1957), Ned. door L. Simons (K. VI. Ac. 1896).

Litt. R.W.Chambers, Introduction tothe studyof Beowulf (3e dr. 1959).

< >