m. (-en), monnik van de oudste onder de thans nog in het Westen bestaande rooms-katholieke kloosterorden.
De orde van de benedictijnen (Ordo Sancti Benedicti, OSB) werd gesticht door Benedictus van Nursia, de ‘patriarch van de westerse monniken’ (f547). In Subiaco stichtte hij 12 kloostergemeenschappen, waarna hij te Monte Cassino de beroemde Regel der monniken schreef, geïnspireerd op de bijbel en kloosterregels van Basilius en Cassianus. De regel, aangepast aan de westerse levenswijze, vond na zijn dood overal in Europa ingang. Rond 630 werden in Gent de Sint-Pieters- en Sint-Baafsabdijen, rond 700 werd in Nederland het klooster te Susteren gesticht. In de 10e eeuw volgden Egmond, Hohorst en Thorn. Vóór de Reformatie waren er in België ca. 30, in Nederland ca. 25 benedictij nenkloosters.
De monniken legden zich toe op landontginning, veeteelt, landbouw, wegaanleg en onderwijs. Van groot belang was het kopiëren van oude handschriften, waardoor vele cultuurgoederen uit de oudheid bewaard bleven. Door schenkingen en een goed geleide economie wisten de abdijen een grote rijkdom te verwerven, waardoor zij vaak aanleiding werden van politieke twisten. Vorsten stichtten abdijen (de zgn. ‘eigenkloosters’) en behielden zich het recht voor zelf de abt te benoemen, waardoor de religieuze instelling van de abt en het geestelijk niveau van de abdijen sinds het Karolingisch tijdperk daalden. Het was Benedictus van Aniane (f821), die de eerste aanzet tot verbetering op zich nam. Met de steun van Lodewijk de Vrome werd in 817 te Aken een monnikensynode bijeengeroepen.
Het ascetisch element werd sterk benadrukt: uniforme beleving van de regel van Benedictus en een streng isolement van de kloosters werd voorgeschreven. Grotere invloed had de hervorming van Cluny. Willem van Aquitanië (die in 909 de abdij stichtte) brak met iedere vorm van feodaal kerkeigendom, door de abdij rechtstreeks onder pauselijk gezag te plaatsen. De nadruk werd gelegd
op de eredienst, handarbeid werd losgelaten en het merendeel van de monniken werd priester gewijd. In de 13e eeuw waren bij de hervorming van Cluny ca. 1300 kloosters aangesloten. Tegen de verwereldlijking van Cluny streed de hervorming van Citeaux, waarbij Bernardus van Clairvaux de orde van de cisterciënzers tot bloei bracht.
Met de afbrokkeling van het feodale stelsel en de opkomst van de steden en de derde stand raakten de benedictijnen met hun autarkische economie in moeilijkheden. In de 15e eeuw werd een begin gemaakt met centralisatie: in 1530 waren 94 abdijen aangesloten bij de Congregatie van Bursfeld.
Met de opkomst van het protestantisme en de breuk van de Engelse kerk met Rome, werden vrijwel alle kloosters in Noord-Europa opgeheven. Na het concilie van Trente ontstonden nieuwe congregaties, in Frankrijk b.v. de in 1618 door dom Bénard gestichte congregatie van Saint-Maurus (mauristen). Hun voornaamste vertegenwoordiger is dom J.Mabillon (1632—1707), grondlegger van de methodiek voor de wetenschappelijke bestudering van middeleeuwse teksten (Traité des études monastiques, 1691). Ca. 1800 telde deze congregatie 180 kloosters.
In het begin van de 19e eeuw trad een krachtig herstel in. Koning Ludwig i van Beieren herstelde in 1830 de abdij van Metten, waaruit de Beierse conbenedictijn. De abdij van Oosterhout gregatie ontstond, die kloosters stichtte in Amerika. In 1833 herrees onder leiding van Prosper Guéranger de abdij van Solesmes en in 1863 restaureerden de gebroeders Wolter de abdij van Beuron. Stichtingen volgden in Australië en Afrika, waarbij steeds rekening werd gehouden met de cultuur van de autochtone bevolking. België telt zes abdijen: Dendermonde (1838), Affligem (1869), Steenbrugge (1879), Maredsous (1872), Leuven (1899) en SintAndries (1899).
De abdij van Chevetogne is zelfstandig, volgt de Byzantijnse ritus en legt zich vooral toe op het herenigingswerk. In Nederland verrees de eerste stichting in 1893 (Merkelbeek, sedert 1923 Vaals). Verder zijn er abdijen te Oosterhout, Egmond en op de Slangenburg bij Doetinchem. Deze drie abdijen vormen sedert 10.3.1969 een zelfstandige congregatie. De abdij van Vaals behoort tot de Franse congregatie. In 1893 zijn alle congregaties door paus Leo xm verenigd tot een confederatie, die thans ca. 225 kloosters en ca. 12000 monniken omvat.
Spiritualiteit. Volgens Benedictus moet de abdij een christelijke familie, een hemelse gemeenschap zijn. De abt, plaatsbekleder van Christus, is de vader. De monnik moet in hem, maar ook in medebroeders, zieken, gasten, armen e.a. Christus zien. Deze fundamentele beleving van Gods tegenwoordigheid in alles geeft aan de Regel een theocentrisch karakter.
Menselijkheid en gematigdheid zijn karakteristiek voor de benedictijnse ascese. Kenmerkend is een sfeer van stilzwijgen, rust en vrede, afzondering van de wereld en een beschouwend leven (zij het niet exclusief). Het werk van de monnik is de liturgische dienst: huldiging van God door de gemeenschap in het openbaar gebed, m.n. de eucharistieviering. Deze dienst wordt door Benedictus ‘Opus Dei’ (Gods werk) genoemd. In de opvattingen over de spiritualiteit komen de laatste tijd veranderingen: één richting kiest voor een leven dat het kluizenaarsideaal benadert, een andere wil actief deelnemen aan onderwijs, missie, zielzorg enz. Recent is ook de aandacht voor het contact met andere godsdiensten.
De wetenschappelijke traditie van de benedictijnen (m.n. van de mauristen) wordt voortgezet door het tijdschrift Revue Bénédictine (1884—) van de abdij van Maredsous. De abdij van Steenbrugge verzorgt een kritische uitgave van de oudchristelijke schrijvers (Corpus Christianorum, 1958—). De abdij van Chevetogne (dom Beauduin) geeft het tijdschrift Irénikon (1926—) uit. Te Rome hebben de benedictijnen een eigen universiteit (Collegio San Anselmo). [prof.drs.G.Schuttenbeld O.Carm.] Li TT. P.Schmitz, Histoire de l’ordre de Saint-Benoît (7 dln. 1942-57); P.Volk, 500 Jahre Bursfelder Kongregation (1950); S.Hilpisch, Das Benediktinertum im Wandel der Zeiten (1950); A.Beekman, Het leven van H.Benedictus in het licht van zijn tijd (1951); E.C.Butler, Benedictine monachism (1961); C.Damen, De orde van Sint-Benedictus in Nederland (1965); G.Oury, Les monialesbénédictines (1966); C.Damen, Gesch. van de benedictijnenkloosters in de prov. Groningen (1972); C.Brooke, Kloosterwerelden 1000-1300 (1974).