Carl Mikael, Zweeds dichter, *4.2.1740 Stockholm, †12.2.1795 Stockholm. Bellman schreef als 17-jarige moraliserende en religieuze gedichten, maar na zijn 20e jaar drinkliedjes, satiren, bijbelparodieën en parodieën op het ridderordestelsel van zijn tijd.
Hij werd bekend in hofkringen en kreeg van 1775 af een jaarlijkse toelage van Gustaaf III. Zijn hoofdwerken, Fredmans epistlar (1790) en Fredmans sånger (1791), ontstonden na 1768 en beschrijven op realistische wijze in vaak drastische bewoordingen het schilderachtige Stockholm van die tijd met zijn originele typen (vaak schelmen en dronkaards). Hij dichtte vaak op bestaande melodieën, die hij soms heeft veranderd, en waaraan zijn verzen zich nauw aansluiten, waardoor ze een grote metrische rijkdom vertonen.Vaak droeg hij zijn poëzie zelf voor (vgl. G. Wennerberg, B. Sjöberg). Van zijn liederen zijn ook grammofoonplaten gemaakt. Werken: Samlade skrifter (uitg. door Bellmanssällskapet, vanaf 1921); bloemlezing (goedkope uitg. 1958, 2e dr. 1962).
Litt. Bellmansstudier (door Bellmanssällskapet 1924-61); H.W. van Loon en G. Castagnetta, C.M. Bellman (1939); N. Afzelius, Myt och bild; Bellmans dikt. (1945); A. Blanck, C.M.
Bellman (2e dr. 1958); P. Britten Austin, The life and songs of C.M. Bellman (1967); Ordbok till Fredmans epistlar (1967); N. Afzelius, Staden och tiden (1969).