Gottfried, Duits dichter, *2.5.1886 Mansfeld, t7.7.1956 Berlijn. Benn was arts te Berlijn.
Hij was van mening, dat de grote ommekeer in de opvatting van de materie door de moderne natuurwetenschappen ook van de dichter nieuwe uitdrukkingsmiddelen verlangt, wanneer hij een vertegenwoordiger wil zijn van de geest van zijn tijd. De nuchterheid, precisie en afschrikwekkendheid van de voortbrengselen van een Picasso en Beckmann vindt men ook in zijn verzen. Medische uitdrukkingen, flarden van dromen en vrije woordverbindingen worden aaneengeregen en vormen een spiegel van de tijd, zoals die in het bewustzijn van de dichter leeft.Luid en wreed wordt de nietswaardigheid van de mens verkondigd: Morgue (1912), Fleisch (1917), Schutt (1924). In de theoretische werken Der neue Staat und die Intellektuellen (1933) en Kunst und Macht (1934) zijn fascistische tendensen onmiskenbaar. Benn rehabiliteerde zich echter reeds in 1935 door een duidelijke afwending van de ‘litteraire nazi-bezetting’. In Benns proza wordt de ‘Verhirnung’ van de mens als essentieel probleem beschouwd. Na de Tweede Wereldoorlog heeft Benn in bezonkener taal een bezinning op het moderne leven gegeven: Der Ptolemäer (1949), Drei alte Männer (1949). De kunst staat als enige echte waarde naast de chaos (Probleme der Lyrik, 1951).
Zo komt Benn over de omweg van het nihilisme tot een zuiver kunstformalisme van grote esthetische waarde. Uitgaven: Gesammelte Werke (4 dln. 1958—61), Briefe (1957), Medizinische Schriften (1965), Den Traum alleine tragen (brieven uit nalatenschap, 1966).
LITT. M.Bense, Ptolemäer und Mauretanier (1950); E.Löhner, G.Benn Bibliogr. (1958); N.P. Soerensen, Mein Vater G.Benn (1960); Die BennForschung 1950—60 (1962); B.Alleman, G.Benn (1963); J.P.Wallmann, G.Benn (1965).