(bedwong, heeft bedwongen),
1. onderdrukken: een oproer bedwingen;
2. in bedwang, in toom houden, niet toegeven aan: zijn toorn -, niet botvieren; zijn ongerustheid bedwingen, (ook) haar niet laten merken;
3. zich bedwingen, opkomende gemoedsbewegingen onderdrukken, niet tot uiting laten komen.