Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 02-02-2019

Bandkoppeling

betekenis & definitie

v. (-en), elastische askoppeling waarvan de werking berust op de wrijving tussen een bandveer en een trommel of as.

Bij het inschakelen door middel van een nok-en-vorkconstructie wordt de bandveer die vrij om de koppelingsmof was gebogen, daaromheen vastgesnoerd. Zodoende ontstaat de verbinding tussen aandrijvende en gedreven as. De koppelingsmof is gehard en geslepen om de bandveer een goede ‘grip’ te geven en om de slijtage te verminderen. Aangezien de bandkoppeling slechts in één draairichting werkt, kan zij als vrijloop-koppeling toegepast worden.

< >