Hans Paul, Duits socioloog, *3.12.1918 Dresden. Hij studeerde te Leipzig, vervolgens te Göttingen (waar hij in 1952 promoveerde) en te Heidelberg.
Bahrdt werkte eerst als wetenschappelijk medewerker aan de universiteit van Münster en later als sociaal wetenschappelijk onderzoeker te Ludwigshafen. Sinds 1959 bekleedde hij een leerstoel voor sociale wetenschappen aan de technische hogeschool van Hannover.Daarna werd hij in 1962 hoogleraar aan de universiteit van Göttingen. Bahrdt schreef invloedrijke sociologische werken over de grote stad, bouwen en wonen. Zijn stelling die grote bekendheid heeft gekregen luidt: een stad is een nederzetting waarin het leven in zijn totaliteit en derhalve ook het alledaagse leven een tendens tot polarisatie vertoont, d.w.z. of in een sociaal aggregaat van openbare activiteit of in een van private activiteit. Er ontwikkelen zich een openbare en een private sfeer die onderling zeer nauw aan elkaar verwant zijn zonder dat de polariteit verloren gaat. Aan de andere kant verliezen de levensgebieden die noch openbaar noch privé zijn aan betekenis. Hoe duidelijker de polariteit en de relatie van wederzijdse afhankelijkheid tussen openbare en private sfeer zijn vast te stellen, des te meer is het leven in een nederzetting ‘stadsleven’ in sociologische zin.
Een van de verdiensten van Bahrdt is dat hij zijn abstracte theorie weet te vertalen in concrete suggesties voor de vormgeving van woning, directe woonomgeving, buurt, wijk en stad. Werken: Die Freiheit des Menschen in der Geschichte (1952), Technik und Industriearbeit (samen met H.Popitz, E.A.Jures en Kesting, 1957), Das Gesellschaftsbild des Arbeiters (samen met H.Popitz, E.A.Jures en H. Kesting, 1957), Industriebürokratie (1958), Die moderne Grossstadt, (1961), Humaner Städtebau (1968, Ned. vert. 1973).