Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2019

Baekelmans

betekenis & definitie

Ludovicus Henricus (Lode), Vlaams letterkundige, *26.1.1879 Antwerpen, ♱ 11.5.1965 Antwerpen. Hij was directeur van de Antwerpse stadsbibliotheek (1933—45) en inrichter van het Letterkundig Museum, thans Archief en Museum voor het Vlaams Cultuurleven (1933).

Hij was in 1907 medeoprichter en later voorzitter van de Vereniging van Vlaamse letterkundigen. Naast bibliotheconomisch werk interesseerde Baekelmans zich voor de studie van de Ned. letteren: hij publiceerde in 1911 een bloemlezing uit Van Focquenbroch en in 1919 de tekst van Heynken de Luyere van C.Crul.In Vier Vlaamsche prozaschrijvers (1919) besprak hij de figuren van P.F.van Kerckhoven, D.Sleeckx, R.Stijns en V.Loveling. In zijn romans en verhalen schildert hij met voorliefde allerlei Antwerpse volkstypen. Hij doet dit met veel zin voor het pittoreske en niet zonder humor. Evenals bij Buysse evolueerde zijn trant van het naturalisme naar een milder realisme. Hij beproefde ook zijn krachten op toneelwerk. Werken: Uit grauwe nevels (1901; verhalen), Marieken van Nijmegen (1901; roman), De waard uit ‘De bloeiende eglantier’ (1903; novelle), De doolaar en de weidschestad (1904; roman),Dwaze tronies (1907; twee novellen), Tille (1912; roman), Menschen (1917; verhalen), Mijnheer Snepvangers (1918; roman), De idealisten (1919; verhalen), Europa Hotel (1922; toneel), Het rad van avontuur (1933; roman), Robinson (1949; roman), Carabas (1950; roman), Ontmoetingen (1951; herinneringen) .

LITT. G.W.Huygens, L.Baekelmans (1960; met bloemlezing); G.Schmade, L.Baekelmans (1974).

< >