[Gr. authentikos, eigenhandig], bn.,
1. oorspronkelijk, van de opsteller zelf afkomstig: authentieke brieven; overeenstemmend met het oorspronkelijke: authentieke tekst; echt, onvervalst: een Authentiek kunstwerk; waarvan de betrouwbaarheid is gewaarborgd: authentieke landkaarten;
2. (rechtsterm) in de wettelijke vorm door een bevoegd ambtenaar opgemaakt, rechtsgeldig: een authentieke zie akte;
3. (muziek) aanduiding met betrekking tot de ligging van een melodie ; authentieke sluiting, sluiting van een muziekstuk door het dominantakkoord in de tonica;
4. een eigen kenmerk dragend: een dichter.
Een melodie heet authentiek wanneer zij zich beweegt tussen de slottoon en zijn octaaf. zie plagaal.