m. (-en), werktijd, duur van de dagelijkse of wekelijkse arbeid.
De arbeidstijd is in de loop der tijden geleidelijk in alle landen aan wettelijk vastgestelde maxima onderworpen. Voor Nederland is deze maximumregeling opgenomen in de Arbeidswet 1919 en in de op deze wet gebaseerde besluiten. In grote lijnen komt de regeling neer op een 8-urige werkdag, een 48-urige werkweek, een vrije zaterdagmiddag en een vrije zondag alsmede een verbod van nachtarbeid. Afwijkingen zijn mogelijk, na verkregen toestemming óf van de minister van sociale zaken (algemene ontheffing) of van het districtshoofd van de arbeidsinspectie. Per collectieve arbeidsovereenkomst, reglement of op individuele basis worden met inachtneming van deze maxima de feitelijke werktijden vastgesteld. Toen in de jaren zestig verkorting van de werktijd per week (tot 45 uur) en de invoering van de vrije zaterdag werden gerealiseerd, betekende dit een verlenging van de dagelijkse werktijd tot 9 uur.
De wet werd echter niet gewijzigd, omdat de minister algemene overwerkvergunningen afgaf. Aangezien de wekelijkse werktijd in veel collectieve arbeidsovereenkomsten is vastgesteld op 42 of 40 uur, is in deze gevallen een dergelijke algemene overwerkvergunning niet meer noodzakelijk.
In België wordt de arbeidstijd thans geregeld door de Arbeidswet van 16 maart 1971, meer bepaald de artt. 19—29. De arbeidstijd van de werknemers, d.w.z. de personen die, anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst, arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon, mag niet meer belopen dan 8 uren per dag of 45 uren per week. Onder die arbeidstijd wordt verstaan: de tijd gedurende welke het personeel ter beschikking is van de werkgever. Op verzoek van het bevoegde Paritair Comité, kan de koning de tijd bepalen, gedurende welke het personeel ter beschikking van de werkgever is, ten aanzien van een reeks door de wet uitgestippelde ondernemingen. De wet voorziet bovendien in tal van uitzonderingen op de door haar bepaalde grenzen van de arbeidsduur.
Deze maximumgrenzen mogen ook worden ingekort ingevolge een algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst. De verkortingen mogen echter in geen geval loonsverlaging tot gevolg hebben. Overwerk wordt soms betaald tegen een bedrag dat ten minste 25 % hoger is dan het gewone loon. Voor de overuren die de dagelijkse of de wekelijkse grens met meer dan twee uren overschrijden, bedraagt de verhoging echter ten minste 50 %, en 100 % voor overwerk op zondag en op de rustdagen toegekend krachtens de wetgeving op de feestdagen.