Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2019

Apocalyptiek

betekenis & definitie

v., geheel van gedachten en voorstellingen betreffende het einde van de wereld en de komst van het koninkrijk Gods.

De apocalyptiek werd een afzonderlijke litteratuursoort bij de joden en de oudchristelijke gemeenten, verwant aan de profetische geschriften, waarin op grond van goddelijke openbaring een overzicht gegeven wordt van het beloop van de wereldgeschiedenis en een beschrijving van het wereldeinde. Meestal is in deze geschriften de wereldgeschiedenis in bepaalde perioden verdeeld, waarbij aan het einde Israël een heerlijke toekomst wacht. De kleuren waarmee dit verloop getekend wordt, zijn gedeeltelijk ontleend aan de Vooraziatische wereld, bepaaldelijk aan het parsisme. De apocalyptiek bloeide steeds in tijden van nationale nood: b.v. in Israël na de ondergang van de joodse staat. Uit de geschiedenis leert de apocalypticus de leiding Gods.

De beide polen van de apocalyptiek zijn: Gods heiligheid en de zonde van de mensen. Daardoor wordt tevens verklaard de tegenwoordige ellende (als straf) en de ‘toekomstige eeuw’, voorbereid door de bekering van het volk. De anti-goddelijke machten (Gog en Magog, in het NT de antichrist) vergaan. Apocalyptische geschriften zijn: Daniël, Henoch, de Abraham-apocalyps, de hemelvaart van Mozes, de hemelvaart van Jesaja, de geschriften van Baruch, Ezra, de Testamenten der twaalf patriarchen, Sibyllijnse boeken e.a. De inhoud van de meeste dezer boeken is fantastisch en visionair (dromen, visioenen en extasen spelen een grote rol).

LITT. M.A. Beek, Inleiding in de joodse apocalyptiek van het oud- en nieuwtestamentische tijdvak (1950); A. Olivier, L’apocalypse et ses enseignements (1954); E. Kasemann, Zum Thema der urchristlichen Apokalyptik (in: Exegistische Versuche und Besinnungen II, 1964); K. Koch, Ratlos vor der Apokalyptik (1970).