[Lat., top], m.,
1. top, o.a. in toepassing op de top, van een hoornschelp; groeipunt aan de top van een stengel of wortel;
2. punt in het heelal waarheen een ster of sterrenstelsel zich beweegt;
3. hoofddeksel van de priesters bij de Romeinen.
STERRENKUNDE.
De beweging van een waarnemer op aarde is gericht naar een punt aan de hemel en wel met name ten gevolge van
1. de wenteling van de aarde om de zon;
2. de beweging van het zonnestelsel in de ruimte.
De apex van de aardbeweging ligt in de ecliptica op 90° westelijk van de zon. De apex van de zonsbeweging geeft aan in welke richting de zon beweegt ten opzichte van het geheel der sterren. Gemiddeld genomen vertonen sterren dwars op de apexrichting een algemene trekbeweging. Tevens vertonen de sterren nabij de apex een nadering, en nabij de anti-apex een verwijdering, die kenbaar is aan de verschuiving van de spectraallijnen naar violet of naar rood. Aldus vindt men dat de apex ligt in het sterrenbeeld Hercules, dicht bij de Lier (rechte klimming 270°, declinatie 28°); de recht daartegenover gelegen anti-apex in het sterrenbeeld de Duif. De snelheid van het planetenstelsel bedraagt 19 km per s ten opzichte van het geheel der sterren. Met betrekking tot uitgekozen groepen sterren kan de apex een merkbaar verschillende positie hebben, wanneer nl. die groepen sterren bewegen ten opzichte van het geheel der overige sterren, zie eigenbeweging.
GODSDIENSTGESCHIEDENIS.
Eigenlijk was de apex de met wol omwikkelde punt van de konisch gevormde muts van de Romeinse priester (zie flamen); later aanduiding voor de hele muts.