af'geleid, bn.,
1. niet-oorspronkelijk: een afgeleide betekenis; door afleiding gevormd; (taalkunde): gehoorzamen is een afgeleid woord; (muziek) afgeleide akkoorden: door omkering of omzetting van stamakkoorden verkregen; afgeleide tonen: door verhoging of verlaging uit de oorspronkelijke gevormd, b.v. fis (uit f); afgeleid inkomen, dat niet berust op produktieve handelingen;
2. met zijn aandacht weggetrokken: hij is gauw afgeleid.