Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-12-2018

abbreviatuur

betekenis & definitie

abbreviatuur' [Lat. brevis, kort], v. (-turen), afkorting, verkorting, vooral in handschriften en in de muziek.

In de muziek kent men de abbreviatuur als bekorting van het notenschrift, o.a. voor 1. het herhalingsteken, aangewend wanneer een groot gedeelte van het muziekstuk tweemaal gespeeld of gezongen moet worden; 2. de aanwijzingen da capo (van het begin) en al segno (tot het teken); 3. de vereenvoudiging van het notenschrift in gevallen, waarin een toon in delen van geringere waarde gesplitst wordt: (twee strepen: zestienden; drie strepen: twee-en-dertigsten enz.); hetzelfde kan voorgeschreven zijn als onderverdeling van halve noten: met één vlaggetje in achtsten, met twee vlaggetjes in zestienden enz. en bij het afwisselen van twee tonen: 4. De aanwijzing, dat een gegeven muzikale figuur of motief enige malen moet worden herhaald: 5. de versieringen (ornamentiek); 6. de verkorte voordrachtstekens (p voor piano; ƒ voor forte; sƒz voor sforzando enz.); 7. het octaveringsteken ter vermijding van hulplijnen: 8. voor het aanduiden van rusten, langer dan één maat: (40 maten rust, onafhankelijk van de maatsoort).