eigenlijk: Allen Stewart Konigsberg, Amerikaans filmacteur en -regisseur, *1.1.1935 Brooklyn (New York). Allen trad aanvankelijk op in nachtclubs.
Hij debuteerde in 1961 als acteur in het cabaret Duplex in Greenwich Village en in 1964 als toneelauteur met de komedie Don’t drink the water (in 1969 verfilmd). Intussen werkte hij als acteur en scenarioschrijver (What’s new, pussycat, 1965) mee aan enkele films. De doorbraak kwam in 1969 met het succes van zijn toneelstuk Play it again, Sam (verfilmd in 1972) op Broadway, en van zijn eerste eigen film, Take the money and run. Allen is naast Mei Brooks de beste vertegenwoordiger van de Amerikaanse komische film in de jaren zeventig. Zijn humor berust op een opzettelijke chaotische opeenstapeling van citaten, woordspelingen, associaties, pastiche, parodie, satire en tragikomedie. Het meest kenmerkend is de typisch joodse zelfspot.
Een hoogtepunt in zijn filmwerk is de met vier oscars bekroonde Annie Hall (1977), het verhaal van zijn relatie met de actrice Diana Keaton. In The front (1976) van Martin Ritt speelde Allen zijn eerste dramatische rol. Films: Bananas (1971), Everything you always wanted to know about sex but were afraid to ask (1972), Sleeper (1973), Love and death (1976); verhalen: Getting even (1966); essays: Without feathers (1975), Interiors (1978), Manhattan (1979). Afb.p.364.