Ned. letterkundige, *4.11.1935 Amsterdam. Van Toorn studeerde Frans en Nederlands.
Hij publiceerde gedichten en verhalen in Maatstaf, De Gids, Hollands Maandblad en De Revisor. Hij vertaalde kinderboeken uit het Duits en Engels en prozawerken van A.Huxley, C.Isherwood en J.Updike. De centrale thema’s zowel in zijn proza als in zijn poëzie zijn vervreemding, verval, vergankelijkheid en dood. Werken: poëzie: Terug in het dorp (1960), Kijkdoos (1962), Landschap voor een dode meneer ( 1968), Simulatiespel (1973), Een kraai bij Siena (1979); proza: De explosie (1959), De feesten zijn voorbij (1960), De toeschouwers (1963), De neger (1966), Twee dagreizen ver (1969), Bataafsche Arcadia (1974), De lotgevallen van Sebastiaan Terts (1978), Pestvogels en andere verhalen (1980).