Gepubliceerd op 05-06-2021

Taiwan

betekenis & definitie

(Ta-Tsjoengkwa Minkwo), (ook: Formosa, Republiek China, Nationalistisch China), republiek in de Grote Oceaan, tussen de Oostchinese en de Zuidchinese Zee, van China gescheiden door de 150 km brede Straat van Formosa (Straat van Foetjien), 35981 km2, 18,32 mln. inw. Hoofdstad: Taipei.

ECONOMIE

De bevolking van Taiwan, die voor 78 % verstedelijkt is, neemt elk jaar gemiddeld met 1,9 % in aantal toe. Voor Aziatische begrippen heeft het land een laag geboorten- en sterftecijfer: resp. 24 %o en 5 %o. Tot de beroepsbevolking worden 6,8 mln. personen gerekend, van wie nog 19 % in de landbouw werkzaam is, 42 % in de industrie en 39 % in handel, verkeer en overige dienstverlening. 24 % van de oppervlakte (867000 ha) wordt gebruikt voor de akkerbouw. De belangrijkste produkten zijn rijst (2,4 mln. t), suikerriet (7,6 mln. t), zoete aardappelen (860000 t), maïs (100000 t), ananas (140000 t), bananen (180000-t), sojabonen (16000 t), zuidvruchten, tabak en katoen. Uit deze cijfers blijkt dat Taiwan een belangrijk agrarisch land is, dat ook voldoende produceert om te kunnen exporteren.

De industrie is buitengewoon veelzijdig ontwikkeld. Naast de traditioneel belangrijke textielindustrie heeft het land in de jaren zeventig een stormachtige ontwikkeling doorgemaakt die ertoe geleid heeft dat het een zeer belangrijke producent van microprocessors, elektronika, kunststoffen en andere chemische produkten is geworden. Daarnaast bestaat er een belangrijke basisindustrie, die o.a. per jaar 4,3 mln. t staal produceert. Het land heeft een positieve handelsbalans. De belangrijkste handelspartners zijn de VS (40 % van de export en 22 % van de import) en Japan (12 % van de export en 33 % van de import).

De belangrijkste uitvoerprodukten zijn textiel, machines en apparaten, houtprodukten, kunststofartikelen, metaalprodukten, vis en produkten van de agrarische industrie. Door een flexibele buitenlandse economische politiek slaagt het land erin steeds meer activiteiten aan te trekken. Zo wordt de internationale luchthaven van Taipei steeds belangrijker. Deze situatie heeft uiteraard ook invloed op het internationale toerisme. In 1981 bezochten 1,4 mln. toeristen het land. Het BNP bedraagt S 2165 per hoofd van de bevolking.

CULTUUR

LITTERATUUR

Als reactie op de Angelsaksisch georiënteerde Academische School van de jaren 1956-70, met o.a. Pai Hsien-yung (*1937) en Tsjen Jo-sji (*1938), die vooral over mensen van het Chinese vasteland schreven, kwam aan het eind van de jaren zestig de geëngageerde ‘eigen-streeklitteratuur’ hsiang-t’u op. Deze werd geschreven door geboren Taiwanezen, o.a. Hwang Chun-ming (*1939), Ch’en Ying-chen (*1942), Wang T’uo (*1944) en Yang Ch’ing-ch’u (*1940), en ging in op maatschappelijke problemen, vaak de ongewilde gevolgen van dé snelle modernisering. Zij schreven over arme boeren, arbeiders, vissers en stedelingen afkomstig van het platteland. Ook Taiwanese litteratuur uit de tijd van de Japanse bezetting kwam weer onder de aandacht. Daar deze litteraire stroming echter geleidelijk een ideologisch en politiek karakter ging dragen, kwam zij steeds meer onder druk van de regering te staan. In dec. 1979 vonden bloedige rellen plaats na een demonstratie, georganiseerd door het tijdschrift Formosa, waarin de meest fervente auteurs van eigen-streeklitteratuur hadden gepubliceerd (incident van Kao-hsiung). Hierna werden enkele schrijvers gearresteerd en tot gevangenisstraffen veroordeeld en kwam de eigen-streeklitteratuur in diskrediet. Alleen niet-politieke schrijvers als Hwang Chun-ming en de talentvolle Sung Tse-lai (*1953) kunnen nog publiceren.

LITT. Hwang Chun-ming, The drowning of an old cat and other stories (1980); Helmut Martin e.a. (red.), Blick übers Meer, Chinesische Erzählungen aus Taiwan (1982); Joseph S.M.Lau (red.), The unbroken chain, An anthology of Taiwan fiction since 1926 (1983).

POLITIEK

Voor Taiwan betekende de verbreking van de diplomatieke betrekkingen door de VS in 1978, in verband met de erkenning van de Chinese Volksrepubliek, een politieke nederlaag. Op cultureel en commercieel gebied echter veranderde er weinig aan de onderlinge relaties, aangezien het Amerikaanse Congres talrijke wijzigingen aanbracht in het terzake door de Amerikaanse regering opgestelde wetsontwerp. Onder druk van de Taiwan-lobby bleef het land trouwens voor de VS een belangrijke, zij het niet meer officiële, bondgenoot, ook in militair opzicht, in het westelijke deel van de Grote Oceaan. De VS bleven zich verzetten tegen pogingen om de toekomst van Taiwan anders dan met vreedzame middelen te beïnvloeden of het sociaal-economisch stelsel te veranderen. Na het aflopen van het wederzijdse defensieverdrag in jan. 1980 werden de Amerikaanse wapenleveranties voortgezet, ondanks de protesten van de Chinese Volksrepubliek. De regering-Reagan wilde de banden met Taiwan nog meer versterken, keurde in febr. 1982 de levering van twee kernreactors aan Taiwan goed; maar in aug. 1982 kwamen de VS met China overeen de wapenleveringen aan Taiwan geleidelijk te zullen beperken.

De handel met de VS nam toe. Met een aantal Oosteuropese landen werden de handelsbeperkingen opgeheven. Tevens begon Taiwan in West-Europa een economisch offensief, dat tot verscheidene contracten leidde. Met Nederland werd een afspraak gemaakt over de levering van onderzeeërs (in dec. 1983 weigerde de Ned. regering, onder Chinese druk, een exportvergunning te geven). Pogingen van China om tot rechtstreekse handelsbetrekkingen te komen, werden door Taiwan afgewezen, maar de indirecte handel nam toe via Singapore, Japan en Hongkong. Andere Chinese verzoeningspogingen werden als communistische propagandastunts afgedaan.

Wat de binnenlandse situatie betreft, spitsten in 1979 de tegenstellingen tussen de ‘Taiwanese’ oppositie en de ‘Chinese’ regering zich toe; de eerste trok de legitieme status van de laatste, als emigrantenregering met de wortels in China, in twijfel. De overheid trad krachtig op tegen demonstraties, m.n. in Kausioeng in dec. 1979.

Een nieuwe kieswet beperkte de politieke uitingsmogelijkheden van de oppositiepartijen. Op 6.12.1980 werden algemene verkiezingen gehouden, die door de regerende Kwomintang glansrijk werden gewonnen. Bij lokale verkiezingen in nov. 1981 werden echter belangrijke successen geboekt door de zgn. Yangwai, de onafhankelijke, niet tot de Kwomintang behorende kandidaten.

Op 3.12.1983 werden aanvullende verkiezingen gehouden voor 71 zetels in de Wetgevende Vergadering. Hierbij behaalde de Kwomintang 62 zetels. Premier Soen Joenswan versterkte zijn positie; hij werd algemeen gezien als de opvolger van president (sinds 1978) Tsjang Tsjing Kwo. De grote tegenstelling tussen etnische Taiwanezen en ‘vastelanders’ (in 1949 uit China gevlucht en levend met de utopie dit vasteland ooit nog te heroveren) begint aan betekenis in te boeten. De jeugdige Kwomintang-aanhang is inmiddels zelf op Taiwan geboren en daardoor nauwelijks geïnteresseerd in terugkeer naar China. Bij de laatste verkiezingen waren veel Kwomintang-kandidaten uit deze jeugdige mensen gerecruteerd, wat kennelijk aansloeg bij de kiezers.

Het Centraal Comité van de Kwomintang wees in febr. 1984 president Tsjiang Tsjing Kwo als kandidaat voor het presidentschap aan. Bij gebrek aan tegenkandidaten waren de verkiezingen in de nationale vergadering op 20 en 21 mrt. echter louter een formaliteit. Tot nieuwe 'ice-president en eventuele opvolger van de p 'esident werd Lie Teng-hoei gekozen. Premier Soen Joenswan werd opgevolgd door de gouverneur van de centrale bank, Iu Kwohwa. De politieke top bestond tot dan toe uitsluitend uit Chinese politici die met Tsjang Kai-sjek voor de corr munistische revolutie in 1949 naar Taiwan waren gevlucht. De nieuwe vice-president, die als een v; n de eerste echte Taiwanezen zijn opgang in ds politiek maakte, werd beschouwd als de voorbode van een nieuwe politiek en een nieuw economisch beleid.