Engels filosoof, *25.3.1922. Toulmin studeerde te Cambridge.
Van 1949-55 was hij lector te Oxford, in 1954-55 was hij verbonden aan de universiteit van Melbourne. In 1955 werd hij hoogleraar te Leeds, in 1965 aan Brandeis University, in 1969 aan Michigan State University, in 1972 aan de universiteit van Californië; sinds 1973 is hij hoogleraar aan de universiteit van Chicago. Toulmin houdt zich vooral bezig met de wetenschapstheorie. Hij behoort tot de ‘nieuwe wetenschapsfilosofen’, voor wie het wetenschappelijk systeem en de empirische werkelijkheid in elkaar grijpen. Werken: The place ofreason in ethics (1950), The philosophy of science (1953), The uses of argument (1958), The ancestry of science (3 dln. 1961—65), Metaphysical beliefs (1970), Human understanding I (1972), Wittgenstein’s Vienna (1973), Knowing and acting (1976).