Gepubliceerd op 17-01-2021

Pakistan

betekenis & definitie

federale republiek in Zuid-Azië, begrensd door Iran, Afghanistan, India en de Arabische Zee, 796095 km2. Hoofdstad: Islamabad.

BEVOLKING De bevolking van Pakistan bedroeg in 1978 ca. 75,6 mln. en groeit elk jaar met 3 %; het geboortencijfer (47,4 %c per jaar) is een van de hoogste ter wereld. Het sterftecijfer (16,5 %c per jaar) daalt langzaam.

ECONOMIE Hoewel de jaarlijkse hulp van o.a. de VS, de USSR, Groot-Brittannië, Japan, de BRD en Canada meer dan $ 1200 mln. bedraagt, dreigt het land bankroet te gaan. Van de totale beroepsbevolking van Pakistan, voor zover die binnenslands werkzaam is, werkt 54 % in de agrarische sector. De belangrijkse handelsgewassen zijn katoen en suikerriet. Daarnaast komt in toenemende mate de verbouw van grondnoten voor. Voor de eigen voedselvoorziening worden rijst en tarwe verbouwd: in 1979 resp. 3 mln. t en 9,9 mln. t. In 1978 waren er 15 mln. runderen, 11 mln. buffels,. 22,3 mln. schapen, 25,6 mln. geiten en 42,1 mln. stuks pluimvee.

Slechts 18 % van de beroepsbevolking is in de mijnbouw en de industrie werkzaam. Er wordt aardolie gewonnen ten zuidoosten van Islamabad en in Punjab is oliehoudende leisteen gevonden. Ten slotte worden er in Baloetsjistan aardolie en aardgas gewonnen. In totaal wordt slechts een zesde van de binnenlandse behoefte gedekt, waarbij zich de paradoxale situatie voordoet dat een groot deel van de gewonnen aardolie onverwerkt moet worden uitgevoerd: de drie bestaande raffinaderijen te Rawalpindi, Multan en Karachi hebben een te geringe verwerkingscapaciteit. Overeenkomstig het vijfjarenplan 1979-83 moet Karachi het meest ontwikkelde industriële centrum worden. Er zijn een kernenergiecentrale en een door de USSR gefinancierde en gebouwde staalfabriek in exploitatie.

Pakistan is voor meer dan 50 % van zijn export van produkten als rijst en katoen afhankelijk. Slechts 0,7 % van de beroepsbevolking is in de dienstensector werkzaam.

POLITIEK Sinds 1972 was in Pakistan de noodtoestand van kracht. Premier Bhutto regeerde per decreet. In jan. 1977 werd aangekondigd dat er verkiezingen zouden worden gehouden voor de Nationale en Provinciale Vergaderingen. Het door Bhutto's Volkspartij beheerste parlement had in nov. 1976 het besluit genomen de Nationale Awamiliga voor vijf jaar uit te sluiten van het recht kandidaten voor de verkiezingen te stellen. De negen oppositiepartijen namen gezamenlijk aan de verkiezingen deel als de Pakistaanse Nationale Alliantie. De op 6 mrt. gehouden verkiezingen bezorgden de Pakistaanse Volkspartij en de Nationale Alliantie resp. 155 en 36 van de 200 zetels.

De verkiezingen verliepen zeer onrustig. De noodtoestand die tijdens de verkiezingen was opgeschort, werd door de regering twee uur na het sluiten van de stembussen weer van kracht verklaard. De leiders van de Nationale Alliantie beschuldigden premier Bhutto na de uitslagen van knoeierijen om zijn partij aan de macht te houden. Er braken ook op grote schaal onlusten uit. Direct na de uitslag van de nationale parlementsverkiezingen riep de oppositie op tot boycot van de op 10 mrt. te houden provinciale verkiezingen. Er trad een sterke verschuiving op.

Terwijl op 6 mrt. 60 % van de stemgerechtigden naar de stembus was gegaan, was dat nu 20-25 %. Howel Bhutto een zeer groot aantal mensen liet arresteren, slaagde hij er niet in de orde te handhaven. Uiteindelijk stelde hij voor een volksstemming te houden over zijn aanblijven als premier. In juli 1977 greep de opperbevelhebber van de Pakistaanse strijdkrachten, generaal Mohammed Ziaul Haq, met een onbloedige militaire actie, de macht in Pakistan. Premier Bhutto, de leiders van de oppositie en de leden van de regering werden gearresteerd. Generaal Ziaul Haq stelde Pakistan onder krijgstucht. Enkele grondwetsartikelen werden opgeschort, het parlement en de provincieraden werden tot de verkiezingen, die door de nieuwe machthebbers binnen een half jaar na de staatsgreep in het vooruitzicht werden gesteld, verboden.

Vanwege de aanhoudende onrust in het land werden de verkiezingen die generaal Ziaul Haq had beloofd, voor onbepaalde tijd uitgesteld. Bhutto werd beschuldigd van ernstige politieke misdrijven. In mrt. 1978 werd hij wegens opdracht tot moord op een politieke tegenstander ter dood veroordeeld. Grote protestdemonstraties waren daarvan het gevolg en het leger verrichtte talrijke arrestaties. Generaal Ziaul Haq kondigde in juli 1978 de samenstelling van een nieuw kabinet aan, bestaande uit hoge militairen, mensen uit het bedrijfsleven, technocraten en leden van de Moslimliga. Door interne ruzies binnen de Nationale Alliantie (PNA) deed alleen de Moslimliga mee aan de regering.

Andere partijen uit de Nationale Alliantie weigerden onder de noodtoestand deel te nemen aan het kabinet. In okt. 1978 ging Bhutto in hongerstaking als protest tegen de omstandigheden in de gevangenis. Er werden nog meer aanhangers van hem gearresteerd. Het bleek dat hij nog steeds een belangrijke politieke figuur was met een grote aanhang. De onrust in het land bleef groot en het protest nam steeds extremere vormen aan zoals uit de rituele zelfverbrandingen in Rawalpindi, Lahore en Okara bleek.

Op 4.4.1979 werd Bhutto terechtgesteld, ondanks zeer veel gratieverzoeken uit de hele wereld aan het Pakistaanse staatshoofd. Elf dagen later trokken de ministers van de Nationale Alliantie zich uit de regering terug en op 21 april werd een nieuwe militaire regering gevormd. De islamisering werd met alle kracht ten uitvoer gelegd en leidde tot hevige anti-Amerikaanse rellen op 21.11.1979, de dag na de bezetting van de Grote Moskee te Mekka door onbekenden. Op 16.10.1979 stelde Ziaul Haq de voor 17.11.1979 geplande algemene verkiezingen voor onbepaalde tijd uit. Vervolgens werden vele politieke leiders gearresteerd. Op 18.10.1979 gaf Amnesty International een persverklaring uit waarin zij haar verontwaardiging uitte over de verslechtering van de situatie ten aanzien van de mensenrechten in Pakistan.

Op 26.5.1980 werden een serie maatregelen afgekondigd die de politieke oppositie, die vrije verkiezingen eist, nog meer aan banden moest leggen. Er werd ook een wet op de preventieve hechtenis aangenomen en de uitspraken van de militaire tribunalen mogen niet meer door een burgerlijk hooggerechtshof worden gewijzigd. De perscensuur werd strikter dan ooit toegepast. Kranten verschenen regelmatig met witte plekken in hun kolommen. Als reactie riep de Tehrik-i Istiklal, een van de grootste oppositiepartijen, op tot een heilige oorlog tegen het bewind van Ziaul Haq.

Het eind dec. 1980 geopperde voorstel een referendum over het gepropageerde islamitiseringsprogramma te houden, werd overwegend met kritiek ontvangen. In een gemeenschappelijke oproep van zeven partijen werd de terugkeer van het leger naar de kazernes verlangd, het houden van vrije verkiezingen en het opnieuw van kracht verklaren van de GW in haar vorm van 1973. Na een bijeenkomst van politieke leiders gaven negen politieke partijen op 5.2.1981 een gemeenschappelijke verklaring uit, waarin zij de onmiddellijke opheffing van de in 1977 afgekondigde staat van beleg eisten alsmede het aftreden van president Ziaul Haq. Op 16 febr. meldden oppositiekringen dat de militaire autoriteiten vier leiders van politieke partijen hadden gearresteerd na studentenonlusten in de voorgaande vijf dagen.

Op 2.3.1981 werd een Boeing 720 van de Pakistaanse luchtvaartmaatschappij PIA tijdens een binnenlandse vlucht gekaapt door drie Pakistanen. De woordvoerder van de kapers dreigde het toestel op te blazen als zijn eisen, w.o. vrijlating van ca. 90 politieke gevangenen in Pakistan met inbegrip van familieleden, niet binnen 24 uur werden ingewilligd. Op 12 mrt. werd een akkoord bereikt tussen de Pakistaanse regering en de kapers. De gijzelaars zouden worden vrijgelaten als 55 Pakistaanse politieke gevangenen naar Libië waren overgebracht. De verbondenheid van Pakistan met het westerse blok heeft voor een groot deel plaats gemaakt voor betere betrekkingen met de Chinese Volksrepubliek, Vietnam, Noord-Korea, Iran, Turkije en m.n. de Verenigde Arabische Emiraten. Met Bangla Desj werden in 1976 diplomatieke betrekkingen en handelsbetrekkingen aangegaan.

De betrekkingen met Afghanistan en India, die gespannen waren geweest, verbeterden aanvankelijk, maar werden opnieuw slechter na de Russische interventie in Afghanistan. Pakistan kwam in 1976 in conflict met de VS en Canada naar aanleiding van een met Frankrijk gesloten akkoord over de levering van een fabriek voor de opwerking van kernafval. In dec. staakte Canada haar technische steun en middelen aan de Canadese nucleaire reactor in Karachi die het grootste deel van Karachi's elektriciteit opwekt.