Amerikaans econoom, *31.7.1912 Brooklyn. Friedman studeerde aan de Rutgersuniversiteit, o.a. bij Arthur Burns (de latere president van de Federal Reserve Bank), de universiteit van Columbia en die van Chicago.
Als theoreticus is Friedman vooral bekend geworden door zijn werk op het gebied van de monetaire analyse, de monetaire geschiedenis van de VS en de theorie van het consumentengedrag. Hij is een tegenstander van staatsingrijpen in de economie via invoerrechten, subsidies, minimumlonen e.d. en meent dat de nationale economie vooral wordt beïnvloed door veranderingen in de geldhoeveelheid en de werking van het marktmechanisme. Friedman is o.a. adviseur geweest van de Amerikaanse president R.Nixon en de Israëlische premier M.Begin. Zijn adviezen aan de Chileense regering-Pinochet hebben verontwaardiging gewekt: velen verwijten hem dat de levensstandaard van de Chileense bevolking mede door zijn toedoen aanzienlijk is verslechterd. Deze protesten bereikten een hoogtepunt, toen Friedman in 1976 de Nobelprijs voor economie ontving. Zijn grootste bekendheid kreeg hij echter als adviseur van het Britse conservatieve kabinet-Thatcher (1979).
Een gevolg van het kabinetsbeleid, gestoeld op zijn theorie, was een snelle stijging van het aantal werklozen. Zijn monetaire theorie ondervindt dan ook groeiend verzet, ook in vakkringen. Werken: A theory of the consumption function (1957), Capitalism and freedom (1962), (met A.Schwarz) A monetary history of the United States, 1867—1960 (1963), The optimum quantity of money and other essays (1969), The counter-revolution in monetary theory (1970), Theoretical framework for monetary analysis (1972), Money and economie development (1973), Unemployment versus inflation? (1975), Free to choose (1979; 3e dr. 1981).