Gepubliceerd op 17-01-2021

Koeweit

betekenis & definitie

(Dawlat al-Koeweit), onafhankelijk emiraat in het noordoosten van het Arabisch schiereiland begrensd door Irak, Saoedi-Arabië en de Perzische Golf, 17818 km2. Hoofdstad: Koeweit.

BEVOLKING Koeweit had in 1979 een bevolking van ca. 1,2 mln. In de periode 1970—78 groeide de bevolking met 7,8 % per jaar. Deze groei werd voor de helft veroorzaakt door immigranten, m.n. Palestijnen, Libanezen, Jordaniërs en Jemenieten. De natuurlijke bevolkingsgroei bedraagt 38,9 %c per jaar. Dit cijfer wordt enerzijds bereikt door een hoog geboortencijfer (43,3 %o) en anderzijds door een ongekend laag sterftecijfer (4,4 %c).

De hoge aardolie-inkomsten en de daarmee verband houdende welvaart (het hoogste gemiddelde inkomen per persoon in de wereld) heeft vele immigranten aangetrokken. Van de beroepsbevolking bezit 79 % niet het Koeweitse staatsburgerschap.

Meer dan 2000 studenten uit Koeweit genieten in het buitenland een opleiding. Daarnaast wijdt de regering zeer veel aandacht aan het onderwijs in Koeweit: er zijn nu een technische hogeschool en een universiteit, die over enige jaren hun eerste afgestudeerden zullen afleveren.

ECONOMIE Tot 1975 werd de aardolie-exploitatie verzorgd door een joint venture van BP en Gulf Oil. In dat jaar bracht de regering de genationaliseerde bedrijvigheid onder in de Kuwait Oil Company. In de neutrale zone, waar de aardolieopbrengsten gedeeld worden door Saoedi-Arabië en Koeweit, werden de twee aldaar opererende oliemaatschappijen in 1977 genationaliseerd. De aardolieproduktie steeg van 105 mln. t in 1975 tot 114 mln. t in 1980. Sinds 1978 vangt men het bij de aardoliewinning vrijkomende aardgas (6 mln. m3 in 1980) op om dit verder te verwerken. Het grootste deel van de aardolie wordt in ruwe toestand afgevoerd via de belangrijkste haven, Mina al-Ahmadi, waar per jaar 85 mln. t in tankers wordt gepompt.

Samen met vijf andere golfstaten beheert Koeweit een eigen tankervloot van 2,1 mln. registerton. Ongeveer 27 % van de ruwe aardolie wordt in het land zelf geraffineerd. De grootste raffinaderij staat in de havenstad Mina alAhmadi (285 mln. vaten per dag). Daarnaast zijn er raffinaderijen in Sjoeibah (180 mln. vaten per dag) en in Mina Abdoella (145 mln. vaten per dag). De regering stimuleert zoveel mogelijk de binnenlandse verwerking van de aardoliederivaten. Zo is in Sjoeibah een kunstmestfabriek gebouwd met als belangrijkste produkten ureum en ammonia.

In 1980 kwam in samenwerking met de USSR een fabriek gereed waarin van glasvezels isolatiemateriaal wordt vervaardigd. Andere industrie in Koeweit voorziet vooral in de behoefte aan voedsel, kleding en genotmiddelen. Het grootste deel daarvan moet echter worden ingevoerd. Ongeveer 60 % van de in de industrie actieve beroepsbevolking werkt in de zich snel uitbreidende bouwnijverheid. Vooral in deze bedrijfstak wordt veel met buitenlandse aannemers en werknemers gewerkt. Binnenlands wordt veel aandacht besteed aan de uitbreiding van de infrastructuur. Het scheepvaartverkeer met het buitenland groeit echter sneller dan de havenfaciliteiten.

Koeweit voorziet in 90 % van zijn waterbehoefte door zoetwaterfabrieken.

In het droge woestijngebied is landbouw slechts beperkt mogelijk. Slechts 0,06 % van de oppervlakte kan voor akkerbouw en tuinbouw worden gebruikt; 7,5 % van de grond wordt door nomadische veehouders benut.

POLITIEK Op 29.8.1976 besloot de emir, sjeik Sabah, tot ontbinding van de ruim een jaar tevoren gekozen Nationale Vergadering. Hij verweet de afgevaardigden onder meer dat zij het proces van wetgeving vertraagden. De emir overleed op 31.12.1977. Hij werd opgevolgd door zijn neef, sjeik Djabir Al-Ahmad al-Djabir al-Sabah. Deze vormde in febr. 1978 een nieuw kabinet dat besloot het tempo van de economische ontwikkeling te vertragen en de oliewinning te beperken. Achtergrond van deze beslissing was de vrees, ontstaan naar aanleiding van de gebeurtenissen in Iran, dat een te snelle modernisering zou leiden tot niet langer beheersbare binnenlandse sociale en politieke spanningen. Bovendien wenste men te voorkomen dat de oliebronnen, waarvan Koeweit voor zijn welvaart nog altijd afhankelijk was, uitgeput zouden raken voordat het economische ontwikkelingsproces zou hebben geresulteerd in een verbreding van Koeweits economisch draagvlak.

In febr. 1980 werd onder druk van de publieke opinie een commissie ingesteld die zich zou moeten buigen over voorstellen tot grondwetswijziging die een drastische uitbreiding van het kiesrecht beoogden. Voor 1981 werden verkiezingen in het vooruitzicht gesteld voor een Nationale Vergadering met beperkte bevoegdheden.

< >