Gepubliceerd op 17-01-2021

Jordanië

betekenis & definitie

(al Mamlaka al Oerdoeniya al Hasjimiya), koninkrijk in Zuidwest-Azië, begrensd door Israël, Saoedi-Arabië, Irak en Syrië, 97740 km2 (inclusief de westelijke Jordaanoever). Hoofdstad: Amman.

BEVOLKING De bevolking in Jordanië bedroeg in 1979 ca. 3 mln. De bevolkingsgroei bedroeg in de periode 1965-79 gemiddeld 3,5 % per jaar. Door de zorg van de vluchtelingenorganisatie van de VN werd o.a. de zuigelingensterfte tot 21,6 %o teruggebracht. Het geboortencijfer is zeer hoog (47,6 %o per jaar) en het sterftecijfer daalde tot 14,7 %c per jaar. De beroepsbevolking daarentegen nam met slechts 6 % toe. Dit wijst op de aanwezigheid van een zeer jonge bevolking.

ECONOMIE Van de beroepsbevolking werkt ca. 40 % in de agrarische sector. Deze sector produceert echter maar 10,3 % van het bruto nationaal produkt (BNP). De belangrijkste Produkten van de landbouw zijn granen, fruit en groenten. Tweederde van de beroepsbevolking werkt in de industrie en in de dienstensector. De industrie zorgt voor 25 % van het BNP. Van de Jordaanse industriële produktie bestaat 65 % uit traditionele Produkten als textiel, kleding en voedsel.

Inkomsten verkrijgt Jordanië m.n. uit het winnen en verwerken van fosfaat, het delven van kalk, de fabricage van cement en aardolieraffinage. In Zarka staat de enige raffinaderij van het land. Die is door een pijpleiding met de aardolievelden aan de Perzische Golf verbonden. De totale industriële produktie is sinds 1970 met 148 % gestegen. De agrarische produktie nam ten opzichte van 1970 met 20 % af.

POLITIEK Op de Arabische topconferentie in Rabat (28.10.1974) had de Jordaanse koning Hoessein afstand moeten doen van zijn aanspraken op de westelijke Jordaanoever. Als gevolg van deze uitspraak had Hoessein op 23.11.1974 het Jordaanse parlement, waarvan de leden voor de helft afkomstig waren van de westelijke Jordaanoever, ontbonden. Op 3.2.1976 werd besloten deze ontbinding tijdelijk ongedaan te maken en het parlement toestemming te vragen nieuwe verkiezingen voor onbepaalde tijd uit te stellen in verband met de ‘buitengewone omstandigheden’ (waarmee werd gedoeld op de Israëlische bezetting van de westelijke Jordaanoever). Nadat het parlement op 5 febr. met voorstellen in die zin akkoord was gegaan, werd het op 7 febr. opnieuw ontbonden. Hoessein gaf met deze manoeuvre aan dat hij nog altijd een zekere verantwoordelijkheid jegens de westelijke Jordaanoever voelde en zich nog niet had neergelegd bij een definitief verlies van het gebied.

Op 19.4.1978 ging Hoessein bij koninklijk decreet over tot de benoeming van een uit 60 personen bestaande adviserende Nationale Consultatieve Raad, die twee j aar zou functioneren. Op 20.4.1980 benoemde hij een nieuwe Raad, opnieuw voor twee jaar. De Nationale Consultatieve Raad wordt geacht te verdwijnen zodra door wijziging van de externe omstandigheden verkiezingen voor een nieuw parlement mogelijk zijn geworden.

Het buitenlands beleid van Jordanië bleef er op gericht zoveel mogelijk opties zo lang mogelijk open te houden. Na het bezoek van Sadat aan Jeruzalem trachtte de Jordaanse koning aanvankelijk een bemiddelende rol te spelen tussen Egypte en de Arabische staten die het Egyptische initiatief onvoorwaardelijk afwezen. Enerzijds weigerde hij de Egyptische poging om tot een vredesregeling met Israël te komen onvoorwaardelijk te veroordelen, anderzijds hield hij vast aan de traditionele Arabische eisen en achtte hij de Israëlische vredesvoorstellen onacceptabel. Volgens Hoessein zou Israël zich volledig en onvoorwaardelijk terug moeten trekken uit de Strook van Gaza, uit Oost-Jeruzalem en van de westelijke Jordaanoever. De Israëlische nederzettingen in die gebieden zouden moeten worden ontmanteld. Op de westelijke Jordaanoever zou een Palestijns thuisland moeten worden gecreëerd (con)federatief verbonden met Jordanië.

De Akkoorden van Camp David en het EgyptischIsraëlisch vredesverdrag waren voor Jordanië aanleiding de diplomatieke betrekkingen met Egypte te verbreken; de culturele, technologische en economische contacten werden evenwel gecontinueerd. Tegelijkertijd werden de relaties met de PLO, zeer slecht sinds 1970, aangehaald. In mrt. 1979 bracht de Palestijnse leider J. Arafat een bezoek aan Amman, ten teken van de Jordaans-Palestijnse verzoening. Op de plotselinge Syrisch-Iraakse toenadering reageerde Jordanië door ook van zijn kant toenadering tot Irak te zoeken. Toen evenwel de betrekkingen tussen Syrië en Irak weer even onverwacht verslechterden, dreigde Jordanië in een moeilijk parket te raken.

Tevergeefs trachtte het een bemiddelende rol te spelen in het zich aftekenende conflict tussen zijn buurlanden. In de loop van 1980 verslechterden vervolgens de Syrisch-Jordaanse betrekkingen in hoog tempo. Syrië beschuldigde Jordanië van steun aan de Moslimbroederschap, die verantwoordelijk werd geacht voor de onlusten in Noord-Syrië. Bovendien begon men in Damascus te vrezen dat Jordanië met zijn toenadering tot de Palestijnen er naar streefde het Syrisch voogdijschap over de PLO naar zich toe te trekken. Tot een breuk tussen de twee landen, die in 1976 nog hadden verklaard te streven naar een politieke unie, kwam het toen Syrië in het Iraaks-Iraanse conflict de zijde van Iran koos, terwijl Jordanië actieve steun verleende aan het Iraakse regime, dat werd geacht te strijden voor de Arabische zaak. In nov. 1980 trok Syrië troepen samen aan de Jordaanse grens. Bemiddeling door Saoedi-Arabië en de USSR voorkwam het uitbreken van een gewapend conflict.

< >