Gepubliceerd op 17-01-2021

Hongarije

betekenis & definitie

(Magyar Népköztarsasag), volksrepubliek in Zuidoost-Europa, 93030 km2, begrensd door Joegoslavië, Roemenië, de USSR, Tsjechoslowakije en Oostenrijk. Hoofdstad: Boedapest.

BEVOLKING en ECONOMIE De Hongaarse bevolking bedroeg in 1978 ca. 10,7 mln. Het geboortencijfer bedraagt 16,7 %c per jaar en het sterftecijfer 12,4 %c per jaar. De totale beroepsbevolking telt thans 4,1 mln. personen.

Nog 21,7 % van de beroepsbevolking vindt een bestaan in de landbouw. De belangrijkste gewassen zijn maïs (6,7 mln. t, d.w.z. een groei van 67 % vergeleken met 1970), tarwe (5,7 mln. t, een verdubbeling sinds 1970) en gerst. De grootste produktiestijgingen deden zich voor in de privé-landbouw. De steenkoolproduktie beweegt zich constant rond de 3 mln. t per jaar, met een lichte neiging tot daling; dit geldt ook voor de aardolieproduktie, waarvan de opbrengst 2,2 mln. t per jaar bedraagt. Ook de bruinkoolproduktie vertoont een neiging tot dalen: thans nog 22,5 mln. t per jaar tegenover 26 mln. t in 1970. De belangrijkste delfstof is bauxiet.

De produktie daarvan stijgt nog steeds, zij het in geringe mate; de opbrengst bedraagt thans 3 mln. t. De industrie heeft in de eerste helft van de jaren zeventig een aanzienlijke groei doorgemaakt. Vooral de chemische industrie en de metaalindustrie hebben zich uitgebreid. De grootste groei deed zich de laatste jaren voor in de handel en de overige diensten, die voor een deel particulier initiatief zijn. Zo werd 40 % van de totale woningbouw in de particuliere sector tot stand gebracht.

POLITIEK De Hongaarse politiek wordt sinds 1968 gekenmerkt door een zekere mate van dubbelzinnigheid: enerzijds toont het regime zich volgzaam ten opzichte van de USSR, anderzijds heerst er in Hongarije een sfeer die meer ontspannen aandoet dan in de Sovjetunie. De volgzaamheid jegens de USSR geldt vooral de buitenlandse politiek en de ideologie. De ideologische orthodoxie wordt echter op mildere wijze afgedwongen dan in de USSR. Het kiesstelsel laat meer ruimte voor keuze dan in andere communistische landen. In een aantal districten bestaat nl. de mogelijkheid om uit verschillende kandidaten (weliswaar uit één partij) te kiezen. Daarnaast wordt verhoging van het levenspeil beschouwd als de belangrijkste bijdrage tot de stabilisatie van het regime. Een dergelijke verhoging is trouwens ook nodig om de arbeidsproduktiviteit op te voeren.

Het Nieuwe Economische Mechanisme (NEM), in 1968 ingevoerd, dat Hongarije van veel bureaucratische rompslomp bevrijdde, het marktmechanisme ten dele herstelde en weer particulier initiatief (m.n. in handwerk en kleinhandel) toeliet, heeft de economische groei krachtig bevorderd. Het heeft echter ook geleid tot een sociale differentiatie, die eigenlijk neerkomt op verscherpte klassentegenstellingen. Er is nl. een middenklasse van welvarende academici, technici, zakenlieden en boeren ontstaan die een opmerkelijk hoger levenspeil hebben dan de wet glipten minder kans te geven. Het regeerakkoord van het daarna tot stand gekomen kabinet-Van Agt ging echter uit van onteigening tegen verkeerswaarde, die op twee punten gecorrigeerd werd. Buiten beschouwing zou blijven de meerwaarde tengevolge van werken, uitgevoerd in verband met de bestemming waarvoor onteigend werd en de meerwaarde veroorzaakt door planologische beslissingen in het algemeen. Het voorkeursrecht voor gemeenten werd overgenomen.

Naast een vermogenswinstbelasting werd tevens voorzien in een voorkeursrecht voor de Stichting Beheer Landbouwgronden. Men wilde de handel in grond beperken en wel door eisen te stellen aan de kopers (de zgn. landbouwkundige toetsing). Mocht dit onvoldoende invloed hebben op de prijsontwikkeling, dan zouden andere beleidsmaatregelen niet uitgesloten worden.

Intussen was een spectaculaire stijging van de grondprijs op de agrarische markt opgetreden (in vijf jaar tijd was b.v. onverpacht los bouwland en onverpacht los grasland in prijs verviervoudigd tot ruim f 40000 per ha). Afhankelijk van de politieke kleur worden heel verschillende oorzaken genoemd. Sommigen noemen de hoge vergoedingen die gemeenten aan de boeren moeten betalen om hun grond te verwerven, via het proces van de hervestiging van deze boeren, als oorzaak van de sterke prijsstijging. Ook brengt men wel het optreden van welgestelden die op het platteland willen gaan wonen, hoge prijzen willen betalen voor een huis en wat grond, en aldus de grondmarkt bederven, als oorzaak naar voren. Minder vaak wordt de oorzaak gezocht bij de druk die de schaalvergroting in de landbouw, de inkomensontwikkeling en de kredietverlening in deze sector op de grondprijs uitoefent. Het in dec. 1979 ingediende ontwerp Wet Vervreemding Landbouwgronden is bedoeld om grote prijsstijgingen van landbouwgrond in de toekomst te voorkomen.

Als eisen worden o.a. aan kopers gesteld dat zij een bepaalde leeftijdsgrens niet hebben overschreden en aan bepaalde beroepseisen voldoen. Vrijstelling kent men voor transacties tussen familieleden, in het kader van ruilverkaveling, tussen pachter en verpachter en met het Bureau Beheer Landbouwgronden, voor grond die een niet-agrarische bestemming krijgt en voor zeer kleine oppervlakten. Onderzoek heeft uitgewezen dat op grond van de vrijstellingsregeling 75 % van de verhandelde oppervlakte buiten schot blijft, terwijl van het overblijvende deel ca. 40 % de toetsing doorstaat, zodat slechts het restant (15 % van het totaal) wordt tegengehouden. LUT. Nota betreffende vervreemding van landbouwgronden (1978); J.S.Knipscheer en C.P. Veerman, Prijsbeheersing van agrarisch onroerend goed (1979); J.S.Knipscheer en C.P.Veerman, Bouwgrondverwerving en -prijzen bezien tegen de achtergrond van de ruimtelijke ontwikkeling (1979).

< >