Gepubliceerd op 17-01-2021

Filippijnen

betekenis & definitie

(Républica de Filipinas), republiek in Oost-Azië, de eilandengroep tussen Taiwan en Indonesië, 229400 km2. Hoofdstad: Quezon City (deel van Groot-Manila).

BEVOLKING De bevolking van de Filippijnen bedroeg in 1979 ca. 47,18 mln. Het land bezit een van de snelst groeiende bevolkingen van de wereld: het geboortencijfer is 43,8 % en het sterftecijfer 10,5 %c per jaar. Dat betekent dat de bevolking per jaar met 33,3 %o groeit. Deze sterke bevolkingsaanwas is des te bedreigender omdat de bebouwbare oppervlakte van het land slechts 1 % van de totale oppervlakte inneemt. Doordat de bevolking sterk in aantal toenam, steeg de beroepsbevolking van 1970-80 met 26 %. De industriële beroepsbevolking groeide van 1970-80 met 46 %.

ECONOMIE De belangrijkste bestaansbron van de Filippijnen is nog steeds de landbouw, waarin ca. 49,2 % van de beroepsbevolking werkzaam is. Deze beroepsbevolking produceert ongeveer 29 % van het bruto nationaal produkt. De Filippijnen zijn sinds 1978 in staat een, zij het kleine, hoeveelheid rijst te exporteren. De rijstopbrengst is tussen in 1973—78 met 46 % tot ongeveer 6,89 mln. t per jaar gestegen en de maïsproduktie met 24 % tot 2,8 mln. t. De belangrijkste agrarische exportprodukten blijven echter rietsuiker en kopra (resp. 3,28 mln. en 2,26 mln. t).

De belangrijkste gebeurtenis op het gebied van de mijnbouw is in de jaren zeventig de ontdekking van winbare aardolie op het eiland Palawan geweest. Men besteedt veel aandacht aan de ontwikkeling van de mijnbouw; de produktie daarvan is van 1970—80 met 68 % gestegen. Van de beroepsbevolking werkt 14,4 % in de industrie. Deze industrie is voor het grootste deel nog traditioneel, met het accent op textiel en voedings- en genotmiddelen.

POLITIEK Sinds 1972 regeerde F.Marcos op grond van uitzonderingsmaatregelen, die de parlementaire democratie buiten werking hebben gesteld. Reden hiervoor was vooral de vrij grote sociale ontevredenheid. Marcos wilde enerzijds met zijn rivalen afrekenen, anderzijds ongestoord werken aan economische hervormingen om het sociale klimaat te verbeteren en zijn dictatuur te stabiliseren. Hij behaalde o.a. enig succes bij de verkaveling van grootgrondbezit. Reeds in okt. 1972 kondigde Marcos aan, dat de huidige uitzonderingstoestand de overgang zou vormen naar een nieuw parlementair systeem. Hij zelf zou de datum bepalen voor de invoering van dat systeem, maar ondertussen werden er wel lokale burgervergaderingen bijeengeroepen om Marcos’ nieuwe orde te bekrachtigen.

Op 27.2.1975 vond een volksstemming plaats over het beleid van president Marcos en over de vraag of de noodtoestand moest worden verlengd. Hoewel de oppositie weinig gelegenheid kreeg zich te uiten, voerden enkele kerkelijke leiders en vm. congresleden een boycotactie. Het resultaat van de stemming was desondanks een meerderheid van 90 % van Marcos. Marcos had de staat van beleg o.a. gerechtvaardigd door te wijzen op het verzet van communistische groepen. De maoïsten die zich van de oudere communistische partij hadden afgescheiden, bliezen de rode guerrilla nieuw leven in. Daarnaast kreeg Marcos op de zuidelijke eilanden te maken met een hardnekkige opstand van de islamitische minderheden.

De opstandelingen, verenigd in het MNFL (Moro National Liberation Front), beschikten over een strijdmacht van ongeveer 40000 man en kregen steun van de Conferentie van Islamitische Landen. Dank zij het optreden van m.n. de Libische leider M.Kadhafi als hun pleitbezorger werd tenslotte via onderhandelingen in Libië een staakt-het-vuren overeengekomen. In 1977 leidden onderhandelingen met de islamitische opstandelingen tot een voorlopige overeenkomst over gedeeltelijke autonomie voor deze eilanden. In april 1977 werd het akkoord via een volksstemming bekrachtigd. De op 21 april hervatte onderhandelingen strandden in mei. Op 18.9.1977 kwam er een einde aan de van dec. 1976 daterende wapenstilstand, die al vaak door beide partijen geschonden was.

De hervatte strijd eiste duizenden levens. In mrt. 1978 werd bekend dat de vice-president van het M N L F zich met zijn legereenheid had overgegeven, dat Marcos hem amnestie had verleend en dat hij zou ijveren voor beëindiging van de strijd. Eind aug. 1978 werd echter reeds een opleving van de strijd gemeld.

Op 5.12.1978 verzocht president Marcos de voorlopige Nationale Vergadering voorbereidingen te treffen om de islamitische minderheid een eigen wetgevende vergadering te laten kiezen en beperkte autonomie te verlenen. Aan de door het MNLF geboycotte regionale verkiezingen van 7.5.1979 werd slechts door één oppositiepartij deelgenomen, de Moslem Democratische Partij, en deze stelde slechts zes kandidaten. De regeringspartij, het Front voor de Nieuwe Gemeenschap (KBL), won alle verkiesbare zetels in beide parlementen. Onder de KBL-kandidaten waren veel islamieten. De verkiezingen verliepen zonder incidenten en het grootste deel van de kiesgerechtigden ging naar de stembus.

In 1979 zette een harde kern van ca. 10000 MNLFrebellen de strijd voort, die een groot deel van de Filippijnse strijdkrachten (ca. 35000 man) bond. Ook werd in 1979 bekend dat het maoïstische Nieuwe Volksleger (NPA), de militaire vleugel van de pro-Chinese factie van de verboden Communistische Partij van de Filippijnen (CPP), niet alleen zijn actieterrein uitbreidde van centraal Luzon naar het noorden van Luzon alsmede naar Samar en andere naburige eilanden, maar ook bepaalde activiteiten met het MNLF coördineerde.

Oproepen van o.a. de aartsbisschop van Manila, kardinaal Jaime Sin, en van vm. politici om de in 1972 afgekondigde staat van beleg op te heffen, werden op 10.9.1979 door president Marcos verworpen. Marcos verklaarde dat de politieke en economische omstandigheden in de wereld dit niet toelieten. Tegelijk kondigde hij een amnestie aan voor 1500 gevangenen en herhaalde hij een oude opdracht tot vrijlating van alle gedetineerden tegen wie geen formele beschuldigingen waren ingediend. Als onderdeel van de geleidelijke terugkeer naar de politieke normaliteit, zouden binnen acht maanden de al vaak uitgestelde plaatselijke verkiezingen worden gehouden. Parlementaire verkiezingen verwachtte hij tegen 1984.

Op 30.1.1980 vonden de eerste verkiezingen voor provinciale, gemeentelijke en lokale functionarissen sinds nov. 1971 plaats. Tijdens de verkiezingscampagne waren de afspraken ten aanzien van de vrijheid van meningsuiting, die onder de staat van beleg van kracht waren, opgeheven. De verkiezingen werden geboycot door de Laban en de Liberale Partij, uit protest tegen het voortduren van de staat van beleg.

Van de 22,8 mln. kiesgerechtigden gingen 80-90 % naar de stembus om te beslissen over de bezetting van meer dan 16000 posten. Het merendeel van de posten werd gewonnen door het Front voor de Nieuwe Gemeenschap.

Op 12.2.1980 maakte een aantal oppositiegroeperingen bekend dat zij zich hadden verenigd tot een nationale oppositiebeweging tegen Marcos en tegen de handhaving van de staat van beleg. Op 29.8.1980 maakten 72 politieke tegenstanders van president Marcos bekend dat zij zich hadden aangesloten tot een nationaal Pact voor de Vrijheid. Op dezelfde dag verklaarde Marcos dat hij de staat van beleg in mrt. 1981 zou kunnen opheffen als de economische toestand niet slechter werd en de islamitische opstand in het zuiden afliep.

Litt. F.N.Marcos, The democratie revolution in the Philippines (1974); B.Kerkvliet, Political change in the Philippines (1974); J.V.Abueva, Filipino politics and emerging ideologies (1975).

< >