Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Gepubliceerd op 15-06-2017

Opfrisverlof

betekenis & definitie

Opfrisverlof - onbetaald studieverlof, meestal voor onderwijzend personeel. → opfriscursus.

Deze verspilling kan worden voorkomen door een deel van het aantal jaren dat we de oudere werknemers nu vervroegd de laan uitsturen te gebruiken voor enkele perioden van opfrisverlof, verdeeld over de gehele arbeidszame periode. de Volkskrant, 16-05-87

De leraar moet in de visie van Ritzen het opfrisverlof zelf gaan betalen. Daarvoor zou hij bijvoorbeeld gedurende vier jaar twintig procent van zijn salaris kunnen reserveren, zodat het vijfde jaar met behoud van salaris vrij genomen kan worden. Trouw, 01-04-94

Dijkstal kreeg de CMHF achter het akkoord met zijn toezegging dat het werkrooster gebaseerd mag blijven op een werkweek van 40 uur. Dat geeft de betrokken ambtenaren recht op ongeveer 25 roostervrije dagen per jaar, die ook mogen worden opgespaard voor een opfrisverlof. Trouw, 15-09-95

De vraag is of ook werkgevers iets in het opfrisverlof zien. Elsevier, 19-04-97

De introductie van sabbats- en opfrisverlof in het onderwijs mag de mobiliteit van leraren op de arbeidsmarkt niet belemmeren. Trouw, 07-11-97