Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Gepubliceerd op 06-06-2017

Aangeschoten wild

betekenis & definitie

Aangeschoten wild - voornamelijk in de politiek gebruikte figuurlijke aanduiding voor personen die wegens een beschadigde reputatie niet meer naar behoren kunnen functioneren omdat ze zwak en kwetsbaar zijn. De uitdrukking werd wellicht gelanceerd door Gijs van Aardenne (1930-1995), minister van Economische Zaken in het eerste kabinet-Van Agt(1977-1981) en vice-premier in het eerste kabinet-Lubbers (1982-1986).

In het dualisme stelt de volksvertegenwoordiging zich zelfstandig op tegen het kabinet, het schouwspel dat we meemaakten was een triomf van de heerschappij der partijen die op eigen houtje, zonder parlementaire inmenging, uitmaken of exemplaren van het ‘aangeschoten wild’ als Van Aardenne en Brokx al dan niet hun zetels kunnen blijven innemen. Haagse Post, 01-11-86

De partijvoorzitter mocht uiteindelijk als ‘aangeschoten wild’ blijven zitten, maar hij vertrekt nu toch, een half jaar eerder dan gepland. de Volkskrant, 06-04-91

Maar De Jonge vindt nu, meldde hij onlangs bij Karel van de Graaf, dat het genoeg is geweest en dat cabaretiers ‘het aangeschoten wild’ met rust moeten laten. de Volkskrant, 25-04-92

Het CDA wilde, ondanks kritiek, van de bewindsman geen ‘aangeschoten wild’ maken. de Volkskrant, 26-06-92

In de categorie aangeschoten wild belandden de ministers Van Aardenne, Van den Broek, De Korte en Deetman. Elsevier, 09-04-94

In de Nederlandse bedrijfscultuur geldt bovendien dat wie voor het pensioen opstapt doorgaans als ‘aangeschoten wild’ wordt aangemerkt. Elsevier, 05-04-97