Duits : Rotdrossel
Engels : Redwing
Frans : Grive mauvis
Fries : Readwjok
Betekenis wetenschappelijke naam:
‘Turdus’ met rode kleur.
Tijdens de vlucht is een Koperwiek duidelijk herkenbaar aan z’n roodkoperkleurige flanken en okselveren. Ook in rust toont de vogel nog die kleur. De meeste namen hebben betrekking op dit opvallende kenmerk. Naast de algemene Nederlandse naam en de Friese variant (Readwjok = ‘roodvleugel’), draagt deze lijsterachtige plaatselijk de namen Reade (K)lyster (Fr), Oraanjeliester (Gr), Roodvleugel (Ov), Roodvleugeltie(n) (Dr), Roodwiekje, Goudwjukje (Fr), Goudlister (ZVl), Koperwjukje (Fr) en Ketellapper (Tex). Vermoedelijk betekent de naam Seade Lyster (Fr) ‘flankenlijster’ en wordt aldus de aandacht gevestigd op de kleur.
Bij overwintering in ons land wordt de ook wel Treklejster (ONB) genoemde Koperwiek meestal alleen of in kleine groepjes gezien. Gedurende de voor- en najaarstrek vliegen de vogels in grotere groepen of koppels en spreekt men in Groningen van Koppelders.
Ze zoeken vaak voedsel op ‘t weiland en daaruit ontstond z’n naam Kempliester (Zl), naar kamp of kemp voor een perceel weide- of akkergrond.
Uit de tijd van de lijstervangst stammen namen als Noorman (Lb) en Noarmantsje (Fr), met als achtergrond dat vooral bij noordenwind veel van de uit Noord- en Oosteuropa afkomstige lijsters in de strikken van de vogelaars terecht kwamen. Vogelvangers noemden koperwieken destijds ‘halve vogels’ omdat ze de kleinste van de lijsters zijn.
Als de Koperwiek tijdens voorjaarstrek vanuit Frankrijk onze streken aandoet wordt hij als Franse Lijster (Lb, Vla) getypeerd. Evenals de Kramsvogel - in wiens gezelschap hij vaak vertoeft - eet hij graag de bessen (krammets) van vlier en duindoorn. In Limburg noemt men hem bijgevolg Krammesvogel.
De naam Looflijster (Vla) duidt op z’n nestelplaatsen in de loofbossen van zijn noordelijk gelegen broedgebieden.
Hun meestal ‘s nachts gehoorde roep wordt verwoord in Pieplyster (Gr), Sjakker en Schatliester (Gr).