WISSEKERCKE (Gillis van), heer van Couwerve enz., geboortejaar onbekend, gest. in 1631, zoon van Hubrecht van Wissekercke (gest. in 1596) en Anna Wolfswinkel, gehuwd met Maria van Cats. Het geslacht, afkomstig van Noord-Beveland en tot aanzien en rijkdom gekomen door het rentmeesterschap van Zeeland bewester Scheld, was sedert 1493 te Middelburg gevestigd, waar verschillende leden in de regeering kwamen.
Omstreeks 1600 koos Gillis, die katholiek gebleven en mogelijk ontstemd was door den invloed dien Maurits zich in 1596 als eerste edele aanmatigde, de zijde van Spanje en zette zich in de Zuidelijke Nederlanden neer, waar hij o.a. te Mechelen woonde. Hij bleef echter in het bezit zijner goederen in Zeeland en Brabant en verkreeg sauvegarde om deze te kunnen bezoeken. In 1627 werd hiertegen bezwaar gemaakt door de regeering van Tolen, in verband met een inval der Spanjaarden in Zuid-Beveland in dat jaar; zij waarschuwden dat Wisse-
kercke, ‘een partijdig man, waarvan de Landen geen goed staet te wachten’, de sterkten op Tolen bezichtigd en de kreken door het verdronken land van Zuid-Beveland bij Reimerswaal verkend had; zij verzochten, dat zijn sauvegarde mocht worden ingetrokken, waaraan geen gevolg gegeven werd. De gegrondheid der waarschuwing bleek in 1631, toen Wissekercke bij den slag op het Slaak om het leven kwam; hoogstwaarschijnlijk was hij daarbij als gids opgetreden. De Staten van Zeeland en de Staten-Generaal verklaarden nu zijn goederen verbeurd; die in Zeeland brachten meer dan 180000 gld. op. Tevergeefs zocht de spaansche regeering bij den vredehandel van 1633 en later te Munster schadeloosstelling voor de familie te verkrijgen; de heerlijkheid Pellenberg (of Peltenberg), in 't bezit van den tweeden zoon Jan, werd daarop in 1653 tot een baronie verheven. De oudste zoon Philips, ridder van Alcantara, was kapitein in spaanschen dienst, de jongste zoon Willem, die door een enkel gedicht naam maakte, trad in de orde der Jezuiëten (zie Sommervogel, Bibl. VIII, 1175); twee dochters Ann a Maria enMagdalena omhelsden evenzeer den geestelijken staat.
Zie: F. Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen II, 986 en M.G. de Boer, De slag op het Slaak in Tijdschr. v. Gesch. 1911, 161.
M.G. de Boer