NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Visser, jan

betekenis & definitie

VISSER (Jan), verdienstelijk hoofd eener openb. lagere school te Sneek, waar hij 8 Febr. 1905 overl. Geb. 18 Dec. 1815, kwam hij reeds op 19-jarigen leeftijd als ‘derderanger’ aan 't hoofd eener school te staan, te Doniaga bij het Tjeuke-meer. Vier jaar later, in 1839, werd hij hoofdonderwijzer te Beetsterzwaag en in 1849 te Sneek, waar hij tot 1896 zijn ‘groote gaven van hoofd en hart ten bate van de jeugd aanwendde.’ In dat jaar werd hij gepensionneerd, op meer dan 80-jarigen leeftijd. Sedert 1859 was ‘meester Visser’ ook directeur der in dat jaar opgerichte Rijksnormaallessen te Sneek. Het Ned. Ond. Genootsch. benoemde hem in 1891 tot lid van verdienste, de hoogste onderscheiding die deze vereeniging verleent. Als geschriften van zijne hand dienen vermeld: Het eerste leesonderricht naar de beginselen van Nieuwold (1868); De staat kan, mag en moetschoolmeesteren. Een uitspraak van ‘De Standaard bestreden (1875) en De aard en roeping der volksschool. Paedagogische wenken en opmerkingen (1879). Zuidema

< >