NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Veen, here gerrits van der

betekenis & definitie

VEEN (Here Gerrits van der), friesch dichter en schrijver, 15Mrt. 1816teGrouw (gem. Idaarderadeel) geb. en 13 Sept. 1887 te Murmerwoude (gem. Dautumadeel) overl. Na op verschillende plaatsen als kweekeling en ondermeester werkzaam te zijn geweest, werd hij in 1847 hoofdonderwijzer te Driesum in laatstgenoemde gemeente. Hij schreef: Twaalftalzangstukjes voorjonge kinderen, 2 st. (1837 en 1841); Rymkes foar Friesen (1844); Fryske Fiowerstim (1844); Clipsrymkes (1846); De Scoallforsjongery (1847); Lytse Rymkes forbern (1852); De wylde Lantearne (1855); Nye mearstimmige greatliks oirsprunklike Sangen (1856); De kaertlizzer (1856; bekroond); Spreuken en rijmen voorde volksschool (1857); Iets over Jezus; vervolg op N iewold ‘Iets van God (1858); Oars is 't nou! (1859); Curaters, weits! (1861); Oan de Friesen, yn Foarmoanne fer 1861, by't fornimmen, fen de oerstreaming fen Maes en Wael (1861); De oerwintering der Hollanders op Nova Sembla, Tollens for fryske (1861); En foarstel fer Elske koffiebeas (1862); Het ‘Jonge Holland en ‘Oud-Friesland (1863); Achttsien jier Franscen, 50 jierfri (1863); Geast endJung (1868), en Frymetslery (1871). Verder een aantal bijdragen in den Frieschen Volksalmanak (1845-63) e.a. jaarboekjes, benevens opstellen in tijdschriften voor onderwijs en opvoeding.

Zuidema

VEEN (Jan van der), Azn. (1), griffier bij het kantongerecht en schoolopziener te Hoogeveen, 6 Mei 1810 te Wier in Friesland geb. (uit het huwelijk van Albert v.d.V., predikant ald., en Hijlcke van der Tuuk) en overl. 31 Oct. 1885 in eerstgenoemde plaats. Bij het uitbreken van den belgischen opstand van 1830 als vrijwilliger in dienst getreden, liet hij zich bij het eindigen daarvan als officier bij de drentsche schutterij inlijven. In 1839 werd hij griffier bij het kantongerecht te Hoogeveen, wat hij gebleven is tot 1877. Sedert 1857 was hij tevens schoolopziener in het vierde district van de prov. Drente, welke betrekking in 1880, bij de invoering der wet op het L.O. van 1878, gewijzigd werd in die van schoolopziener in het arrondissement Hoogeveen. Tot zijn dood bleef hij dit ambt met groote toewijding vervullen. Vele jaren was v.d. Veen ook lid van het Prov. Kerkbestuur in Drente en van de Synode derNed. Herv. kerk ald. Voorts was hij een zeer werkzaam lid van het Prov. Museum van oudheden in Drente.

Tal van geschriften zagen van dezen ijverigen man het licht, zoowel afzonderlijk als in de jaarboekjes en andere periodieken van dien tijd; vooral in den Ouden- en Nieuwen Drentschen Volksalmanak placht hij veel te schrijven, meerendeels novellen en gedichten, in hooge mate belangrijk voor de kennis van het drentsche volkskarakter. In poezie schreef hij: De Roovers, een Drentsch verhaal op rijm (anoniem; 1838); Nachtlichtjes. Rijmen, rakende vraagpunten van den dag (onder het pseudoniem Frisius; 1865); Welkomstgroet aan de bezoekers van Drenthe bijgelegenheid van het20ste Nederl. Landhuishoudk. congres teAssen (1865); 1815. Waterloo. 1865. Twee liederen voor Drenthe (1865); Liedjes om te zingen bij de feestelijke opening van den Drentschen spoorweg (1870); Feestliedjes voor 1872 (1872) en Bij 's Konings komst te Hoogeveen (1873). In proza: Iets over Oom Thomas (pseudoniem Paul Bodestaf;1844); Meester Paul, Waarheid en Verbeelding (1844); Drentsch Mozaik. 2 stukjes (1844-48); Pauls verblijfop den Sperwerhorst, een romantisch verhaal (1847); Een paar vertellingen (1849); De laatste bewoners van Lycklamastate (pseudoniem Frisius; 1852); Voor 60 jaren, een Drentsch verhaal (1855); Remonstranten en Contra-Remonstranten, 2 dln. (1858); Watikin 1848 zag en hoorde (in Leeskabinet 1864); Oranjeboven! Een bladzijde uit de Drentsche geschiedenis (ald. 1864); O, wat mooje sprookjes! Een vijftal uit de oude doos (anoniem z.j.); In den geest van Vader Nieuwold. Novelle (1864); Een Drentsche moeder uit de 16de eeuw. Dramatische schetsen (1868); Voorstel tot wijziging van de wet tot regeling van het Lager Onderwijs (1868); Schreit het niet ten hemel? Novelle (pseud. Frisius; 1870); Veertig jaar geleden. Herinneringen uit het Drentsche schuttersleven. 1830-34. Met portr. v.d. schrijver (1870); Een koning onder de denkers. Baruch Spinoza (in Leeskabinet 1870); Grietje moet met een schoolmeester trouwen. Blijspel in één bedrijf (pseud. Frisius; 1871); Een Nederlandsche schoolmeester in 1672 (1872); Een en ander over de gemeente Hoogeveen, met kaart (1873); Een handvol uien met nog 't een en ander er bij (pseud. Frisius; 1874); Een grootman herdacht(Dr. Joh. Swammerdam, in Europa (1876); Douwe Ozinga en zijn gezelschap, ofherinneringen aan de historische tentoonstelling van Friesland in 1877 (1878); Nieuw Drentsch Mozaik. Met twee plaatjes (1878); Drenthe 40 jaar geleden (1879); Vrouw Lijsbeth's pleegkind. Oorspronkelijke novelle (1880).

Zie: Levensber. Letterk. 1886, 336.

Zuidema

< >