USSELINCX (Willem), geb. te Antwerpen in 1567, overleden in of kort na 1647, neemt een belangrijke, zeer bijzondere plaats in in de geschiedenis der koloniale politiek, waar hij heeft uitgeblonken door juistheid van inzicht en zuiverheid van beginselen. Hij is zijn tijd vooruit geweest en wellicht juist daardoor is zijn leven een leven van teleurstellingen geweest. Onvermoeid tot aan het einde van zijn loopbaan heeft hij geijverd voorde oprichting eener West-Indische Handelscompagnie, maar zijne inzichten omtrent aard en strekking eener dergelijke inrichting weken niet onbelangrijk af van die van de invloedrijkste zijner tijdgenooten. Volgens Usselincx moest op den voorgrond staan kolonisatie en aanknoopen van handelsbetrekkingen, terwijl zijn tegenpartij in zulk een compagnie een uitnemend oorlogswapen zagen, een zeer geschikt middel om Spanje afbreuk te doen en grooten buit te behalen.
Na in zijn jonge jaren in verschillende plaatsen den groothandel bestudeerd te hebben en waarschijnlijk als agent van handelshuizen in Spanje, Portugal en op de Azorische eilanden werkzaam te zijn geweest, vestigde hij zich in 1591 te Middelburg, reeds in het bezit van een vrij aanzienlijk vermogen. Van nu afwas hij onophoudelijk bezig met propaganda te maken voor zijn kolonisatieplannen. Jaren lang is er toen onderhandeld en herhaaldelijk heeft U. memoriën ingediend. Toen het denkbeeld van het sluiten van een Bestand hier meer en meer aanhangers kreeg, geraakten U.'s plannen naar den achtergrond. Oldenbarnevelt zag in de oprichting eener West-Indische Compagnie een gevaar voor het tot stand komen van het Bestand en wist zijne denkbeelden voorloopig te doen zegevieren. Tijdens de onderhandelingen over het Bestand is U. meermalen als auteur opgetreden. Zijne geschriften maken deel uit van den Bije-coif, een verzameling van pamfletten over de onderhandelingen over het Bestand, welke 27 Aug. 1608 door de Staten van Holland verboden werd als zeer vijandig tegen het Bestand. Wat U. schreef behoort tot het voortreffelijkste wat in de zeventiende eeuw over de verhouding tusschen moederland en kolonie uitgegeven werd, terwijl ook de aandacht verdient wat hij over het gebruik van slaven en over vrijen arbeid in het midden brengt. De hier bedoelde geschriften van U. zijn deze: Bedenckinghen overden staet van de vereenichde Nederlanden nopende de zeevaert, coop-handel ende de gemeijne
neeringe in deselve. (1608 in 4o. Pamfl. Knuttel, no. 1438), herhaaldelijk herdrukt als Grondich Discours over desen aenstaenden Vredehandel (Pamfl. Kn. no. 1439, 1440); Naerder Bedenckingen over de zeevaerdt, coophandel ende neeringhe (1608
in 4o. Pamfl. Kn. no. 1441); Vertoogh, hoenootwendich, nut ende profytelick het sjj voor de vereenighde Nederlanden te behouden de vrijheyt van te handelen op WestIndien, in den vrede metten Coninck van Spaignen (1608) (Pamfl. Kn. no. 1442, 1443).
Met het sluiten van het Bestand waren de koloniale plannen van U. voorloopig van de baan, maar hij vond een anderen weg om zijn kolonisatie-plannen te verwezenlijken. De Beemsterwerd ingedijkt en U. verwierf, in 1612, 526 morgen van den grond. Usselincx ging nu in de Beemster wonen, kocht veel vee, liet huizen en schuren bouwen en begon te koloniseeren. Voorloopig met weinig succes en daar hij blijkbaar als financier niet uitmuntte, heeft hij bij deze zaak niet alleen zijn groot vermogen verloren, maar welhaast had hij groote schulden voor zijn rekening, zoodat hij failliet verklaard werd. Voor een deel was de oorzaak gelegen in het feit, dat U. steeds met zijn West-Indische plannen vervuld was en de Beemster verwaarloosde en soms voor geruimen tijd afwezig was. Intusschen diende hij memories en plannen in om te komen tot verwezenlijking zijner idealen. Gesteund door Oldenbarnevelt waren de Staten van Holland niet gezind op U.'s plannen in te gaan. Wel schenen de Staten-Generaal, d.w.z. Zeeland, Friesland en Groningen, U.'s denkbeeld niet ongezind, maar Holland's tegenstand hield de verwezenlijking tegen. Niet gunstig voor U. in deze jaren werkte de bijzonderheid dat hij door zijn steil en onverdraagzaam Calvinisme velen van zich vervreemdde. Na den val van Oldenbarnevelt veranderden de uitzichten voor de oprichting eener West-Indische Compagnie. Werkelijk werd 3 Juni 1621 het octrooi aangenomen, maar de denkbeelden van U. werden daarbij ter zijde geschoven, ofschoon zeer zeker het door U. ontworpen octrooi het in voortreffelijkheid van het aangenomene won. Hij wilde het staatsgezag handhaven in de te stichten koloniën en de macht van baatzuchtige handelscompagniën inbinden. De oorlogzuchtige stemming, de lust om veroveringen te maken en buit te behalen won het echter van U.'s ijveren voor vreedzame kolonisatie. Toch ging het met de West-Indische Compagnie niet zeer voorspoedig; de noodige fondsen waren niet zoo spoedig bijeen te brengen. Met U. is er toen nog onderhandeld, maar daar men niet te vinden was voor door hem voorgeslagen wijzigingen in het octrooi, besloot hij, ofschoon hem een jaargeld van ƒ4000 geboden werd, indien hij voorde bestaande Compagnie wilde werken, elders heul te zoeken. Op het laatst van 1623 verliet hij ons land en trok naar Zweden, waar hij in aanraking kwam met Gustaaf Adolf, en daar deze een open oog had voor U.'s kolonisatie-plannen, nam hij hem in zijn dienst. Jaren lang is Usselincx toen werkzaam geweest om een groote compagnie naar zijne denkbeelden op te richten. Maar in Zweden waren de daartoe benoodigde sommen niet te vinden, evenmin als destijds in Duitschland. Wel stegen de inschrijvingen tot 600.000 daalders, maar U. had millioenen noodig. Uit dezen tijd dagteekent zijn vlugschrift: Octroy ofte Privilegie, soo by.... GustaeffAdolph.... aen de nieuw opgerichte Zuyder Compagnie in .... Sweden onlangs .... verleend is. Mitsgaders een naerderBericht
over tselve Octroy. ('s Grav. 1627, i. 4o. Pamfl. Kn. no. 3735). Het octrooi is in verschillende talen vertaald.
In 1629 was U. weder in den Haag, voorzien van aanbevelingsbrieven van Gustaaf Adolf aan Frederik Hendrik. Op zijn terugreis naar Zweden viel hij in handen van spaansche kapers. Weinig scheelde het, of hij was op de pijnbank gelegd; hij werd echter te Wismar gevangen gezeten later door Wallenstein bevrijd. In de Republiek teruggekeerd begon U. weder voorstellen te doen aan de regeering, maar noch de Staten-Generaal, noch de bewindhebbers der W.I. Compagnie waren voor zijn plannen te vinden. In 1630 haalde hij zich een ernstige berisping der Staten op den hals door het uitgeven van zijn Waerschouwinghe over den Treves met den Coninck van Spaengien. (Vliss., 1630
in 4o. Pamfl. Kn. nr. 4016 en 4017, twee zeer verschillende drukken); men had het hem kwalijk genomen dat hij, eenvoudig koopman, op zulk een toon over regeeringszaken schreef. Opnieuw richtte U. zijn blikken naar Zweden. In 1633 wist hij bij de onderhandelingen te Heilbron zijn nieuw ontwerp voor een West-Indische Compagnie te doen goedkeuren; het werd door Oxenstiern geteekend. IJverig ging de nu 66-jarige aan den arbeid en met het oog op het welslagen van zijn plannen, gaf hij in duitsche vertaling in één bundel uit wat hij over zijn plannen geschreven had. In duizenden exemplaren verspreidde hij de Argonautica Gustaviana, Das ist nothwendige Nachricht von derneuen Seefarth und Kauff-handlung enz. (Franckf., 1633 in fol.). Ook nu wachtte hem teleurstelling, want de nederlaag der Zweden bij Nordlingen werd oorzaak dat zijn plannen bestemd waren plannen te blijven. Usselincx trachtte nu Richelieu's belangstelling voor zijn denkbeelden te wekken en richtte in Dec. 1634 een adres tot LodewijkXIII. Doch ook in Frankrijk was men ongezind om geld in de zaak te steken. Met Zweden waren de onderhandelingen wel niet geheel afgebroken, maar verder kwam men niet en al werd U. door prins Frederik Hendrik vriendelijk ontvangen, nader bij zijn doel kwam hij niet. Met machtiging van den zweedschen kanselier richtte hij zich nogmaals tot de Republiek om hier voor de zaak te werken. Maar noch de Staten, noch de bewindhebbers der W.-Indische Compagnie kon U. voor zijne plannen winnen en in 1637 werd zijn voorstel afgeslagen. Usselincx heeft daarop een tijd lang in Hamburg en andere duitsche handelssteden vertoefd en was in 1641 in Zweden bezig met het maken van plannen tot het droogleggen van plassen en moerassen. Ook hiervan is niets gekomen. De laatste levensjaren bracht U. in ons land door. Oud en verarmd wendde hij zich tot de Staten om hulp. Na 1647 hooren wij niets meer van hem en zijne laatste rustplaats bleef onbekend. Hij schijnt ongehuwd te zijn geweest. Een twintig jaar geleden is een door een onbekende geschilderd portret van hem gevonden, dat thans in het Rijksmuseum berust; gereproduceerd in P.L. Muller's Gouden Eeuw, I, 362.
Men zie over hem: W.E.J. Berg van Dussen Muilkerk, Bijdragetotde geschiedenis onzer kolonisatie in Noord- Amerika (Gids, 1848 en 1849); O. van Rees, Willem Usselincxin Vaderl. Letteroef. 1867; H.C. Rogge, Willem Usselincx in Eigen Haard, 1893, 406; G.M. As her, A bibliographicalandhistoricalessayon the Dutch books andpamphlets relating to New- Netherlandenz., (Amst 1854-67); J.Franklin Jameson, Willem Usselincx, founder of the Dutch and Swedish West-India Companies. (N.-York, 1887).
Knuttel