NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Schneither, julius augustus

betekenis & definitie

SCHNEITHER (Julius Augustus), jongste zoon van den voorg., 27 Sept. 1803 te Leiden geb. en 14 Juli 1860 te Groningen overl. Hij had zijn opleiding bijna uitsluitend te danken aan zijn oudsten broeder Agathon Schneither,die achtereenvolgens rector der latijnsche scholen te Wageningen, Deventer en Groningen was en door al zijn tijdgenooten als een toonbeeld van ware humaniteit geroemd werd.

Veel is er niet van dezen broeder bekend; hij schreef o.a. een opstel in Symb. Lit III, 69: Prolusio Scholastica in memoriam L.A. Schröder Steinmetz. Nog een andere, oudere broeder was Georg Antoon Schneither (27 Oct. 1821 te Leiden geprom. op een diss. de Theramene Agnonis filio Atheniensi) die óók eerst rector te Wageningen (als opvolger van Agathon) was en later rector van 't gymnasium te Middelburg werd. Julius Augustus, de jongste van het drietal, studeerde eerst te Deventer, toen te Groningen, in letteren en rechten beide, en promoveerde in laatstgenoemde faculteit 1827 op een disser-

tatie: Loca e Plinii junioris scriptis quae ad jus civile pertinent, in eerstgenoemde faculte i t het volgend jaar op een d i ss.: de Euripide Philosopho (1828). Aanvankelijk vesti gde de jeugd i ge geleerde zi ch als advocaat te Nijmegen, maar toen z ijn broeder Georg Antoon 1 Juli 1829 van Wageningen naar Middelburg benoemd werd, werd J.A. Schneitherte Wageningen als diens opvolger aan de daar bestaande, doch niet zeer bloeiende, lat. school benoemd. Hij was de éénige docent aan die inrichting en dus met al de vakken van 't onderwijs belast. Gehuwd met Emerentia Maria Petronella de Louter, werd hij 29 Oct. 1835 tot rector te Zierikzee, later tevens tot schoolopziener van 't district Schouwen, Duiveland en Tholen aangesteld, wat hem nog veelzijdiger zou maken. Terwijl zijn broeder Georg in Sept. 1839 van Middelburg benoemd werd tot rector te Rotterdam, waar hij 27 Jan. 1840 zijne inaugureele oratie: deAtheniensium in brevissimo temporis spatio orta etperfecta humanitate hield, werd in 1841, na den dood van Agathon, Jul.

Aug. Schneithervan Zierikzee naar Groningen beroepen, waar hij tot zijn dood met toewijding van alle krachten werkzaam is gebleven. Wat hij voor dit gymnasium is geweest, wordt in het onderstaande geschrift van zijn opvolger J.A. Wynne geschetst. Tevens worden daarin 's mans veelzijdige begaafdheden en eminente eigenschappen gehuldigd. Van de door hem nagelaten geschriften noemen wij alleen het Woordenboek der Lat. taal, naarde 10de uitg. v. hetLat Deutsches Handwörterbuch van Dr.

K.E. Georges (1854) en zijn Leerboek der Rom. Antiquiteiten, naar het Duitsch van Kopp (2de dr., herz. door A.H.G.P. van den Es, 1865). Meer dan eene bijdrage van hem vindt men ook in het Tijdschrift voor Nederl. gymnasiën, terwijl verder verscheiden vertalingen uit het Fransch, Duitsch en Engelsch van zijne hand het licht zagen.

Zie: J.A. Wynne, Wat was Mr. J.A. Schneither voor het Gron. gymnasium? (1861) en H. Riedel in Tijdschrift voor Ned. gymnasiën 1861,93; Nederl. Leeuw XVII (1899) 13.

Over George Anton S. zie Voegler, Gesch. Middelb. gymn. 494; J.B. Kan, Gesch. Erasm. Gymn. (1884) 101.

Zuidema

< >