NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Schaesberg, willem heer van en tot (1)

betekenis & definitie

SCHAESBERG (Willem heer van en tot), (1), eigenlijk van Retersbeeck genaamd v . Schaesberg, in oorkonden vermeld 1411-25, zoon van Willem van Retersbeeck (vgl . kol . 855) . Hij erfde omstreeks 1411 het stamhuis Schaesberg en de heerlijkheid van dien naam van zijn zwager Johan van Schaesberg. In een keulschen vrijgeleidebrief van dat jaar noemae hij zich voor het eerst Retersbeeck, anders gen . van Schaefsberg . De familienaam Retersbeeck verdwijnt bij hem reeds tusschen 1415 en 1418 . In 1415, na den dood van den hertog van Brabant, werd een verbond gesloten, waardoor de landen van Overmaas met Brabant werden vereenigd . Als getuigen zegelden o . a . ook Willem van Roedenbeeck, die men heet van Schaesberg en Lenartvan Roedenbeeck (denkelijk uit de linie Nuth) . In 1418 (op Goeden Vrijdag), gaf hij als leenheer (d.i. stadhouder der leenen) namens den hertog van Brabant aan Arnold van Echt, als voogd van diens echtgenoote Marie, de goederen Gen Hout bij Doenrade ter leen.

< >