NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Sartorius, johannes

betekenis & definitie

SARTORIUS (Johannes), ook Jan Sarrey(?)Jan Cleermaeckers. Snijders, schreef ook onder het pseudoniem Joh.

Tosarrius (anagram van Sartorius) Aquilovicanus, geb. te Amsterdam in 1500, gest. te Noordwijk of te Delft; volgens Brandt en Reitsma28 Maart 1567, volgens de Hoop Scheffer, Glasius, Knappert en het Kerkelijk Handboek in 1570. Te Water noemt als mogelijk sterfjaar 1567, 1568 of 1570; Suringar vóór 1561.Reeds in 1520 sloot Sartorius zich aan bij Wouter, die ‘de luthersche monnik’ bijgenaamd werd. Toch was S. niet geheel luthersch, want van den aanvang af bestreed hij de consubstantiatie. Hij zegt zelf, dat hij den eersten smaak der waarheid verschuldigd was aan Wouter. ‘Hij was zeer geleerd in het latijn, grieksch en hebreeuwsch. En niemand was ook geleerder in zijne moedertaal, welke hij verrijkte door het verdietschen van ettelijke honderden latijnsche en grieksche spreekwoorden, en dat zóó gelukkig dat het nederduitsch naar het oordeel van deskundigen niet onderdeed voor de oorspronkelijke talen’. (Brandt).

In 1525 werd hij met eenige anderen wegens kettersche gevoelens op de Voorpoort in den Haag gekerkerd. Hij herriep, doch nog vóór het einde van 1525 was hij waarschijnlijk te Amsterdam, met niet minder vrijmoedigheid zijne gevoelens openbarende. Bij vonnis van 9 Dec. 1535 werd Sartorius verbannen. Hij is evenwel in 1536 te Noordwijk, waar hij o.a. velen uit Leiden heeft gesticht door zijn woord en in 1540 eene school oprichtte, waarvan Junius zeide, dat er meer geleerden uit

voortkwamen dan helden uit het paard van Troje. Door nieuwen ijver heeft hij zijne herroeping willen goed maken. Zijn levensloop is

verder moeilijk te volgen; wij vinden hem te Zutphen, in 1545 te Haarlem, in 1548 weer te Basel waar hij te voren ook moet geweest zijn; in 1558 te Delft.

Hij schreef: Paraphrases in quatuorprophetas, quos majores vocant, videlicet Esaiam, Hieremiam, Ezechielem et Danielem (Basil. 1558); Paraphrases in duodecim Prophetas, quos Minores vocant etc. (Basil. 1558); Centuria Syntaxeon, in decades distincta, liber unus (Antv. 1530); Grammatica Latina (Antv.); de Fidejustificante ad Cornélium Crocum liber unus (Basil.) (Crocus schreef hiertegen een brief: de Fide et Operibus (Antv. 1531); De Sacra Eucharistia, tegen de consubstantiatieleer; Observationes in Ev. Matthaei; Annotationes Scripturarum; Assertiones fidei, liber unus; Ad Sathanae Satellitum, liber unus; Adagiorum Chiliades tres (Antv. 1561; herdrukt 1645,1656, 1660,1670); Sylvula vocabulorum; seu selectarum orationum ac phrasium (Antv. 1563).

Zijn portret is o.a. verschenen in de door Ph. Galle in 1572 gegraveerde reeks portretten van beroemde nederlandsche geleerden.

Zie: J.W. te Water, Kort Verhaal der Reform, van Zeeland in de zestiende Eeuwe (Middelb. 1766) 18 v. en de daar genoemde bronnen; J.G. de Hoop Scheffer, Gesch. der Kerkherv. in Nederl. vóór 1531 (Amst. 1873) 32, 83, 85 v., 108, 343, 349, 391 v., 456, 599, 607; G. Brandt, Hist. derReform. (Amst. 1677) I, 92, 213 v.; L. Knappert, De opkomst van het Protest, in eene N.-Nederl. stad (Leiden) (Leid. 1908) 120, 123, 166 v., 206; J. Reitsma, Gesch. van de Herv. en de Herv. Kerk (Gron. 1899) 67 v., 70, 90 v., 104; Theol. Tijdschr. 1868, 683; 1904, 325; W.

Moll, Angelus Merula (Amst. 1855) 19 v.; C. Sepp, Uit het predikantenleven (Leid. 1890) 60; Arch. v. Kerkgesch. 1842, 13; 1843, 290-295; 1844, 321; 1845, 339; 1866, 4, 19, 54; Kerk. Handboek 1878, 121, 150; 1907, Bijl., 110, 142; B.ter Haar, Gesch. der christel. Kerk in Nederl. Amst. 1869) II, 14 v., 18.

Over zijn Chiliades: W.H.D. Suringar, ErasmusoverNed. spreekwoorden (1873) LII.

Knipscheer

< >