NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Radermacher, johan (1)

betekenis & definitie

RADERMACHER (Johan) (1), Rademaker of Rotarius, geb. te Aken 14 Mrt. 1538, gest. te Middelburg 15 Febr. 1617, zoon van Wi llem (1501-1555) en Maria Houppers, verloor op 16-jarigen leeftijd zijn vader, die hem voor universitaire studie had bestemd. In 1557 trad hij daarom in dienst bij Aegidius Hooftman, koopman te Antwerpen, waar hij Em. van Meteren leerde kennen, van denzelfden leeftijd en neiging tot historische studie.

Deze sprak hem ook veel over Abraham Ortelius, met wien de kennismaking van R. echter eerst geschiedde, toen gene zich te Antwerpen als boekverkooper een vast verblijf koos. Een beschermer zijner studien vond R. inmiddels in zijn patroon. Voor diens zaken bevond hij zich dikwijls te Londen, waarschijnlijk in 1561 (Kirk, Returns ofaliens dwellingin the cityand suburbs of London part I (Aberdeen 1900) 281) en maakte er vóór 1564 kennis met den befaamden John Dee. Aanhanger van de hervormde leer vestigde hij zich voor goed als zelfstandig koopman en agent van Hooftman te Londen in 1567, komt in 1568 voor op de ledenlijst der italiaansche gemeente (Kirk a. w. 388), evenals zijn vriend Hendrik Beeckman, was in 1569 ouderling bij de hollandsche Gemeente en huwde er 13 Mei 1571 met Johanna Rackets, dochter vermoedelijk van John enBeatrice (Kirk a. w. I 416; II, 24) . Toen in Mei 1575 te Antwerpen van Meteren werd gevat, behoorde R . , met zijn vriend, den schilder Joris Hoefnagel, tot hen, die zijne invrijheidstelling bewerkten; 14 Juni 1576 schreef hij te Londen eene inscriptie in van Meteren's album (Oud-Holland XV (1897) 167) en werd er in 1578 door de hollandsche Gemeente aangewezen voor de verzameling der stukken voor de beschrijving van de Historie der nederlandsche geschiedenissen (Kuyper, Kerkeraadsprotocollen der holl. gem. te Londen (Utr. 1870) 3, 4, 9,13, 74, 258, 310, 313enToorenenbergen, Colloquia holl. gem. in Engeland (Utr. 1872) 49) . In 1580 verliet hij Londen om zich wederom te Antwerpen te vestigen en sloot thans vermoedelijk hier vriendschap met Philips Lansbergen, destijds daar predikant. De Johan R . die in 1584 en 1585 voorkomt als lid van het consistorie der herv . Gemeente te Keulen (Werken Mamix-vereen. S. I dl. III (Utr. 1883) 202), zal een naamgenoot zijn, omdat hij nog te Antwerpen bij de overgave der stad aan Parma in 1585 van stadswege eene belooning ontving voor zijn goede diensten daarbij (Navorscher LIII (1903) 468).

In 1586 verliet hij Antwerpen om zich te vestigen te Aken, evenals ook Andries en Aernout R. de stad verlieten, de laatste om zich te Middelburg te vestigen als wijnkooper (poorter 23 Jan. 1589). Te Aken correspondeerde R.o.a. met Justus Lipsius, was er zeer bevriend met den meermalen over hem sprekenden oudheidkundige en dichter Joh. Vivien in wiens album (kon. bibl.) hij 26 Nov. 1590 voorkomt, werd er lid van de magistraat en beschermde ook hier de ballingen tot de keizer het stadsbestuur in de ban deed. Komt in 1593 reeds Aernout's zoon Hendrik R. te Middelburg als onderklerkvan het stadsbestuur aldaar voor (ondertr. als j.g. van Antwerpen 30 Nov. 1596 met Beatrix Schoutens), Johan vestigde zich daar als wijnkooper eerst in 1599. Verwantschap met bovengenoemden Hendrik blijkt wel daardoor, dat R. 9 Jan. 1600 getuige was bij den doop van diens zoon Aernout (die omstr. 1629 zijn vader als klerk ter registratuur opvolgde en 23 Dec. 1629 te Middelburg ondertrouwde metSusanna Waywel); 12 Febr. 1600 verloor R. er zijn vrouw. Sinds 9 Sept. 1600 ouderling, werd hij er nog afgevaardigd ter provinciale Synode te Tholen 12-20 Nov. 1602 (Reitsma en van Veen, Acta V (Gron. 1896) 50, 76).

Uit zijne tot Ortelius' dood met dezen gevoerde correspondentie blijkt ook R.'s werkzaamheid op natuurkundig, speciaal optisch gebied; Lansbergen publiceerde bovendien van hem twee waarnemingen omtrent maaneclipsen dd. Aken 22 Febr. 1598 en Middelburg 2 Oct. 1605 (P h. Lansbergii Astrolabium (Midd. 1628) 37 en dez. Observ. thes. (Midd. 1632) 87,118). Ongedrukte brieven van R. vindt men ter leidsche univ. bibl., gedrukte aan hem in J. Lipsii Epp. select, cent. prima (Lugd.

Bat. 1586) 99; dez. Epp. cent. prima miscell. (Antv. 1605) 116-8; DeIprat, Lettres inédites de Juste Lipse (in Verh. kon. Ac. afd. Letterk. I, 1858, 67) en vooral die met o.a. Ortelius, Jacq.

Cole (waarbij eene autobiographie) en Joh. de Coninck bij Hessels, Eccl. Londino-Bat. ArchivumT. I, II en III: 1 en 2 (Cant. 1889-1897) reg. Zijne genealogie en portret is opgenomen inFerwerda WapenboekIII (Leeuw. 1780). Van zijn 12 kinderen zijn te

noemen Maria (geb. te Londen 15 Apr. 1572, ondertr. te Middelburg 4 Jan. 1603 met den koopman Jan de Fraeye, met attestatie van 15 Juli 1606 beiden vertrekkende naar Londen), Johan (ged. te Londen 15 Nov. 1573, die zich evenals zijn vader te Middelburg vestigde als koopman, maar door een brief van 23 Sept. 1623 aan Jacob Cole, (gedr. bij Hessels a.w. I (Cant. 1887) 855), waarin hij de initialen van de schrijvers in de Zeeuwsche Nachtigaai ontsluierd - niet gebruikt in het artikel daarover in Oud-HollandXIV (1896) - blijk geeft ingewijd te zijn in de letterkundige kringen te Middelburg, waar hij 23 Sept. 1629 overleed); Sara (geb. te Aken 2 Jan. 1586, ondertr. 30 Nov. 1605 met den predikant Daniel de Meester); Hester (geb. te Aken 2 Jan. 1586, getr. 22 Jan. 1612 met Johan de Coninck);Johanna (geb. te Aken, ondertr. 9 Apr. 1611 met Lucas Schorer), een zoon Daniel geb. te Aken 1 Apr. 1588, als koopman 9 Sept. 1633 te Middelburg ondertr. met Maria de Looper, dochter van den baljuw Adriaan en Maria Raket, en overl. te Amsterdam 24 Apr. 1637, en Samuel.

Zie: Burman, Sylloge epp. I (1727) 455; Zelandia ill. (Midd. 1879) 272-73; NavorscherXXII (1872) 267-69; Nagtglas, Levensber. vanZeeuwen II (Midd. 1893)) 457 vv. en Kirk a.w. (Aberdeen 1900-9) I, 384, 87; II, 154, 201,203; III, 383.

de Waard

< >