NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Nassau, willem maurits, graaf van

betekenis & definitie

NASSAU (Willem Maurits, graaf van), heer van Ouwerkerk, geb. te 's Gravenhage Dec. 1679 (gedoopt 10 Dec.),, gest. aldaar 25 Mei 1753, begr. te Ouwerkerk, zoon van Hendrik van Nassau, heer van Ouwerkerk, en Françoise van Aerssen (kol. 1359). Hij diende in het

staatsche leger reeds in den Spaanschen Successie-oorlog, voerde 1743 het opperbevel daarover, deed een tocht in Duitschland tot hulp van Maria Theresia maar moest spoedig naarde Oostenrijksche Nederlanden terugkeeren, leidde (1745) de staatsche hulptroepen tegen den Pretendent in Schotland en werd later veldmaarschalk en gouverneur-generaal van Staats-Vlaanderen, dat hij 1747 met weinig succes tegen de Franschen verdedigde. Hij werd 23 Juni 1749 in de hollandsche ridderschap beschreven en was (ondertr. 's Gravenhage 26 Aug. 1708) gehuwd met Charlotta van Nassau, (ged. te's Gravenhage 27 Juni 1677) dochter van Willem Hadriaan van Nassau, heer van Odijk, en Elisabeth van der Nisse (kol. 1368). Hij had een zoon: Hendrik, graaf van Nassau, ged. te 's Gravenhage 12 Febr. 1710), die ongehuwd aan den Rijn (1734) in het leger der geallieerden sneuvelde, en twee dochters: Françoise Henriette en Elisabeth, gravinnen van Nassau, beiden ongehuwd gestorven, de eerste te Leiden 1 April 1724, de tweede in Engeland.

Zie:Wagenaar, Vader!. Historie XIX, passim; W.J. d'A blaing van Giessenburg in Ned. HerautVII (1892) 170 en 174; van Epen, De ridderschap van Holland (ms.).

Blok

< >