MEY (Pieter de), een broeder van den laatstgenoemde, is te Rotterdam ged. 9 April 1642, begr. aldaar 22 Aug. 1722. In 1671 vinden wij hem voor het eerst onder de regeeringspersonen te Rotterdam, vervolgens was hij van 1675-1692 vroedschapslid, verder in deze periode o.a. burgemeester in 1676, 1677, 1680 en 1681, meermalen gedeputeerde ter dagvaart tusschen 1678 en 1715 en lid van het college der admiraliteit op de Maas van 1682-1685.
Ten gevolge van het Costermansoproer werd hij 6 Oct. 1692 door den Prins uit zijn stedelijke ambten ontzet. Na diens dood keerde hij wel weer terug in de vroedschap, maar als jongste lid. Deze tweede periode in de stedelijke regeering duurde van 1703-1718, waarin hij nogmaals burgemeester was in 1713 en 1714. In 1706 werden de Mey en eenige andere vroedschapsleden uit de zoogenaamde correspondentie verbannen, wat hun aanleiding gaf zich met vertoogen tot de Staten van Holland te wenden om voortaan dergelijke cabalen te voorkomen. De Staten bemoeiden er zich echter niet mee en de uitgebannenen, die onderwijl weer in genade aangenomen waren, schenen toen geen behoefte meer te gevoelen aan verandering. Hij huwde 2 Aug. 1663 te NieupoortmetGeertruid van der Hey. Zijn gouden bruiloft werd bezongen door Adriaan Pars en een gouden gedenkpenning werd bij die gelegenheid geslagen, waarvan een exemplaar in het Museum van oudheden teRotterdam berust (Cat. no. 1151).
Zie: Bronnen Gesch. Rott. I, waar als rotterdamsche regeeringspersonen vier personen van dezen naam worden opgegeven, welk aantal in ieder
geval teruggebracht moet worden tot drie, daar de eerst- en de laatstgenoemde dezen Pieter in zijn periode vóór 1692 en na 1703 in herinnering brengen; Wagenaar XVI, 128; XVII, 135; Fruin, Verspr. Geschr. IX, 195 vlg .
Moquette