NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Mastenbroek, fenna

betekenis & definitie

MASTENBROEK (Fenna), bekende schrijfster, 16 Mrt. 1787 te Sneek geb., uit het huwelijk van Pieter M. (overl. 1829) enJanneke ten Cate (overl. 1830), en overl. ald. 3 Oct. 1826. Zij doorleefde een grootendeels ziekelijke jeugd en schreef later een aantal verhalen ‘ter veredeling van het hart en ter opwekking tot oudvaderlandsche deugden’; meerendeels familietafereelen, in proza en poëzie, zoowel afzonderlijk als in tijdschriften, almanakken e.d. verschenen. Afzonderlijk werden uitgegeven: Lectuur voor vrouwen (Gron. 1815 en 16, 2 dln.); Wilhelmina Noordkerk; een geschiedenis ter aanprijzing van

oudvaderlandschezeden. Meteen plaat (Haarl. 1818); Zedelijke verhalen uitden Bijbel, voor vrouwen en meisjes (Sneek 1822, 2 dln.); Onderhoud voor huiselijke en gezellige kringen (Sneek 1823 en 25, 2 dln.); De kunst om gelukkig te worden. Een geschenk voor jeugdigen. Metpl. ('s Grav. 1826). In de lijst van hun tijd gevat, geven deze geschriften veel goeds te aanschouwen en ze zijn geschreven in een voor die dagen lossen stijl.

Haar portret is gegraveerd door P. Velijn.

Zie: Letteroef. van Dec. 1815; Konst- en Letterb. 1826, II, 269; van Kampen, Bekn. Gesch. der Lett. en Wetensch. II, 495; Collot d'Escury, Holl. roem in kunsten en wetensch. (1829) IV, 95; Eekhoff in N. Fr. Volksalm. 1864, 152; M.C. Nijland in Navorscher 1897, 537, enCath. Bruiningin Alg. Handelsblad van 2 Mei 1913, Avondbl. 3.

Zuidema

< >