KRUSEMAN (Arie Cornelis), verdienstelijk uitgever, geb. 11 Oct. 1818 te Haarlem en overl. 15 Apr. 1894 ald.; jongste zoon van Hendrik Dirk K., apotheker, en Maria Mooy.In 1834 kwam hij in de leer bij de Erven Bohn te Haarlem, om opgeleid te worden in den boekhandel, waarin hij zich verder bekwaamde bij J.D. Sybrandi te Amsterdam, M.
Westerman & Zoon, mede ald., en bij K. Führi in den Haag. 1 Mei 1840 vestigde hij zich met een eigen boekwinkel in zijn geboorteplaats aan het Spaarne. Op zeer bescheiden voet begonnen, breidde de zaak zich al spoedig uit, zoodat er een binderij en drukkerij aan kon worden toegevoegd. In 1857 werd de debietzaak van de hand gedaan en trad Kruseman uitsluitend als uitgever op; de eerste jaren alleen, sedert 1874 in vereeniging met Dr. H.D. Tjeenk Willink, zoon van den zwolschen boekh.-uitgever W.E.J.
Tj. Willink en tot nog toe doopsgezind predikant te Vlissingen. Na een viertal jaren met dezen geassocieerd geweest te zijn, onttrok K. zich aan het uitgeversbedrijf, om voortaan zich geheel te wijden aan de studie der geschiedenis van het vak, dat hem zoo na aan 't harte lag en waaraan hij nu een 40 jaren van zijn leven had besteed. Het resultaat van dat volijverig onderzoek heeft K. neergelegd in een drietal werken: Bouwstoffen voor de geschiedenis van den Nederl. boekhandel gedurende de halve eeuw 1830-1880 (1887-88); De Fransche wetten op de Hollandsche drukpers, 1806-1814 (1889) en Aanteekeningen betreffende den boekhandel van Noord-Nederlandin de 17de en 18de eeuw (1893), waarvan vooral het eerste geroemd wordt als een standaardwerk van blijvende waarde. In die Bouwstoffen, door hem uitgegeven ten voordeele van het Ondersteuningsfonds voor den Boekhandel, vindt men tevens een 60 a 70 tal schetsen en beschrijvingen ‘Persoonlijke waardeeringen’ noemt de schrijver ze - waarin in korte doch sprekende trekken het leven en bedrijf der nederl. boekhandelaars van 1830-80 wordt weergegeven: wij noemen die van K. Führi, P.F.
Bohn, D.A. Thieme,Fred. Muller en Mart. Nijhoff. Ook andere geschriften zagen van Kruseman het licht: brochures over teekenonderwijs, kunstnijverheidsopleiding, letterkundige opstellen enz.; verder levensberichten van zijn collega's Joh. Enschedé (in't Adresboek voor den Ned. Boekhandel 1867), P.F. Bohn (ibid. 1873), Fred. Muller (in Levensb.
Letterk. 1881; ook afzonderlijk uitgegeven) en van A. Vrolijk, den voorzitter v.d. Nederl. Maatsch. ter bevordering v. Nijverheid (in Eigen Haard 1877).
Wat de uitgaven van K. betreft, het is niet mogelijk hiervan in een kort bestek een overzichtte geven. In de 38 jaren zijner vestiging (1840-78) zagen circa 700 grootere en kleinere werken eerst bij hem en sedert 1874 bij Kruseman - Tjeenk Willink het licht. Als tijdschriften noemen wij: ChristelijkAlbum, Aglaja, Familie-Magazijn, Oude tijd, Album der Natuur, de Aarde en hare volken, Wetenschappelijke Bladen, Vragen des tijds, Eigen Haard en Mannen van beteekenis. Als standaardwerken de Bibliotheek van buitenlandsche klassieken (53 dln.), de Natuurlijke historie van Nederland (17 dln., bewerkt door Herklots, Krecke,Lubach,Oudemans,Schlegel,SnellenvanVollenhoven, Staring e.a.); Ons Voorgeslachtvan Hofdijk (6 dln.); de Kompleete dichtwerken van Bilderdijk; de Dichtwerken vanda Costa;de Geschiedenis van het Nederl. Zeewezen door de Jonge; de Voornaamste godsdiensten (12 dln. door Kuenen, Kern,Dozy,Tiele,Meyboom,Pierson enRauwenhoff).Verderzouden hieraan kunnen worden toegevoegd: Bosboom - Toussaint's Historische novellen en de Bijbelsche en Historische vrouwen van diezelfde schrijfster; Schotel's Oud-Hollandsch huisgezin, diens Maatschappelijk leven onzer vaderen in de 17de eeuw, zijn Openbare eeredienst der Ned. Herv. kerk in de 16de, 17de en 18de eeuw, zijn Vaderlandsche volksboekjes en volkssprookjes uit vroeger eeuwen en zijn Academie te Leiden in de 16de, 17deen 18de eeuw, Busken Huet's Brieven over den Bijbel; Dozy's Israëlieten te Mekka; Staring's Gedichten; de Génestet's Leekedichtjens; de Christelijke volksalmanak, het Schefferalbum; de Schilderschool; Kennis en kunst, de Verspreide en nagelaten werken van Potgieter; voorts Schlegel's Vogels van Nederlandsch Indië; Kosmos; de Natuurhistorische Bibliotheek, de Nederl. Almanak en nog zoovele andere oorspronkelijke en vertaalde werken: Beecher Stowe's Negerhut, George Eliot's Adam Bede, Jean Macé's Geschiedenis van een hapje brood enz.
Kruseman was in 1844gehuwdmetAnna Maria Goteling Vinnis, dochter van een zeeofficier en achterkleindochter van den stichter van de Maatsch. tot Nut v. 't Alg., Jan Nieuwenhuijzen.Zij overleed in 1892, hem nalatende één zoon, Dr. J.Nieuwenhuijzen Kruseman, die in 1910 als wethouder van Haarlem overleden is. A.C. Kruseman zelfwas ook met voorliefde aan de zaak van het ‘Nut’ werkzaam; jaren lang was hij bestuurslid en voorzitter van het departement Haarlem. Ook in tal van andere betrekkingen werkte hij mee tot heil zijner medeburgers, zoo als voorzitter van 't bestuur der Kweekschool voor onderwijzeressen, waarvan hij een der oprichters was, als lid van 't hoofdbestuur der Nederl. Maatsch. ter bevordering van Nijverheid enz. Inzonderheid verleende hij zijn steun aan al wat met de kunstnijverheid in verband stond: het Museum in 't Paviljoen en
de daaraan verbonden Teekenschool waren zelfs voor een goed deel zijn stichtingen. In zijn uitgaven en geschriften doet hij zich kennen als een smaakvol letterkundige, als keurig stijlist, als een man van uitgebreide kennis, vol liefde voor zijn vak en van grooten ondernemingsgeest. Zoowel bij zijn uittreden uit den boekhandel als bij de viering van zijn 70sten verjaardag werden hem door zijn vele vrienden veelvuldige blijken van toegenegenheid en achting toegebracht. Men vereerde hem niet alleen als den Nestor van den nederl. boekhandel, maar ook als een cbuxt der beste vertegenwoordigers hiervan. De door K. gestichte zaak wordt thans gedreven door H.D.Tj eenk Willink en Zoon te Haarlem.
Zie: Levensber. Letterk. 1897, 48; J.W. Enschedé, A.C. Kruseman (2 dln. 1899-1902 in de Bijdr. tot degesch. v.d. Ned. Boekhandel).
Voorts: Ned. Spect. 1894, 128; Eigen Haard 1894, 128 (met portr.); Nieuwsblad voorden Boekh. 1894, 172 en 178, en Tijdspiegel 1897, 1,1.
Zuidema