NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Hoornbeek, isaac van

betekenis & definitie

HOORNBEEK (Isaac van), geb. te Leiden in 1655 of 1656, overl. 17 Juni 1727 te 's Gravenhage en begr. te Leiden, was een zoon van den hoogleeraar Johannes van Hoornbeek en Anna Bernard. Hij werd 26 Jan. 1668 honoris gratia als student

in zijn geboortestad ingeschreven en promoveerde aldaar 17 Nov. 1876, in de rechten. 20 Oct.

1692 werd hij tot pensionaris der stad Rotterdam benoemd en bleef dit tot 16 Sept. 1720. Voor Rotterdam heeft hij zich in dien tijd o.a. verdienstelijk gemaakt door zijn Sommierberigtrakende de chartres derstadt Rotterdam (Rott. 1704). Daarna bekleedde hij tot zijn dood het ambt van raadpensionaris als opvolger van Anthonie Heinsius. Reeds tijdens zijn pensionarisschap was hij door de Staten met verschillende gewichtige zaken belast. Vooral heeft hij zich beijverd het geschil tusschen de ridderschap en de steden van het Veluwsche kwartier bij te leggen, doch zonder succes; als raadpensionaris heeft hij in opdracht van de Staten van Holland getracht de Staten van Gelderland te doen afzien van hun voornemen om den Prins tot stadhouder te benoemen, doch ook daarin is hij niet geslaagd. Bekwaam ambtenaar, was hij evenwel niet berekend voor den belangrijken post van raadpensionaris, dien hij zonder glans heeft waargenomen als volgzaam dienaar der Staten en hunner inzichten.

Zijn portret is door J ac. Houbraken gegraveerd naar een schilderij van Jo h. Vollevens, ook voorkomende bijWagenaar.

Zie: Wagenaar, Vad. Hist. XVII, 290, 340; XVIII, 234, 244, 452; van Wijn, Nalez. op Wagenaar, 426; Scheltema, Staatk. Neder!.; Collot d'Escury, Holl. roem I, 254; Blok, Gesch. v.h. Ned. Volk VI, 7, 14, 78, 82, 88, 93.

Wiersum

< >