NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Heydanus, gaspar

betekenis & definitie

HEYDANUS (Gaspar), of van der Heyden, één der ijverigste grondvesters en verbreiders der gereformeerde leer in ons vaderland, 1530 geboren te Mechelen, overl. 7 Mei 1586 te Bacharach, uit een aanzienlijk geslacht gesproten, zoon van Gerard van der Heyden. Oorspronkelijk bestemd voor den geestelijken stand, werd hij reeds op jeugdigen leeftijd aangetrokken tot de nieuwe leer.

Hij verliet zijn ouderlijke woning en begaf zich omstr. 1547 naar Antwerpen, dat reeds toen een brandpunt was van de hervormings-beweging en waar een hoewel nog kleine, toch bloeiende gereformeerde Kruisgemeente was gevestigd. Tot deze gemeente behoorde ook de schoenmaker, bij wien Heydanus in de leer was. Hierwas het, dat hij, terwijl hij nog als hoofdbedrijf zijn schoenmakersvak uitoefende, sedert omstr. 1550 herhaaldelijk voor de gemeente als voorganger optrad, zeker tot aller genoegen, want in 1555 kreeg hij het verzoek zijn handwerk te laten varen en de gemeente als vast leeraar te bedienen. Heydanus wilde dit beroep echter niet aannemen alvorens door den kerkeraad van Emden, van welke plaats toen a.h.w. het bestuur over de gereformeerde Gemeente uitging, in zijn ambt te zijn bevestigd. Inderdaad is dit ook geschied en in Juli 1557 zien we Heydanus als geordend predikant te Antwerpen terug. Aanvankelijk zou Heydanus echter slechts kort aldaar kunnen werkzaam zijn.

Gedurende zijn afwezigheid had de kerk van Emden Adriaen van Haemstede naar Antwerpen gezonden, om tijdelijk in den dienst te voorzien. Door de felheid van diens predikatie en door andere oorzaken was de regeering steeds meer verbitterd geraakt tegen de gereformeerden. In 1558 volgde de uitbarsting, en met vele anderen moest Heydanus de stad Antwerpen ontvluchten, na een ‘miraculeuse’ verlossing uit de handen zijner vervolgers. Hij nam de wijk naar Duitschland, en was waarschijnlijk eerst eenige jaren predikant te Frankfort, waar hij, evenals ook al vroeger te Antwerpen, herhaaldelijk tegen de lutherschen optrad. De keurvorst van de Pfalz, Frederik III, was in dien tijd een groot beschermer der Gereformeerden, hetgeen o.a. hieruit kan blijken, dat hij den vooral in groote getale uit ons land naar de Pfalz toestroomenden vluchtelingen een veilige verblijfplaats aanbood bij het in de nabijheid van Worms gelegen klooster Groot-Frankenthal. Er ontstond hier weldra een zeer bloeiende gereformeerde kolonie.

Hierwas Heydanus zeker sedert 1564 naast den bekenden Petrus Dathenus (kol. 367) als predikant werkzaam. Waarschijnlijk valt in deze jaren ook zijn huwelijk met Catharina van Gocthem, een vlaamsche uitgewekene. Intus- schen was in 1566 in Nederland eenige verandering in den stand van zaken gekomen, zoodat vele vluchtelingen daarheen, met name naar Antwerpen, terugkeerden. Onder hen ook Heydanus. Antwerpen was thans genoegzaam van predikanten voorzien. Heydanus is daarom in dit en het volgende jaar vooral buiten Antwerpen werkzaam, en wel voornamelijk in het land van Axel en Hulst, waar, gelijk ook op zoovele andere plaatsen, in 1566 de beeldenstorm plaats had. Wel is waar werd door Heydanus aan die beweging geen werkdadig aandeel genomen, maar door hem tegengehouden is zij toch zeker ook niet. Ook Amsterdam riep in het jaar 1566 de hulp van Heydanus in.

Thans was daar de strijd tusschen lutherschen en gereformeerden losgebroken. Natuurlijk werd Heydanus door laatstgenoemden in den arm genomen, om hun belangen te bepleiten. Nauwelijks was Heydanus in 1567 weder uit Amsterdam in Antwerpen en omgeving teruggekeerd, of door den slag bij Austruweel werden de kansen voor de opstandelingen weder geheel en al gekeerd. Een nieuwe uittocht uit Zuid-Nederland had plaats, en het ligt voor de hand dat Heydanus dadelijk weder naar Frankenthal de wijk nam. Er volgen nu tot 1574 een zevental jaren van bijna onafgebroken werkzaamheid aldaar. Ook thans wederstond hij met grooten ijver de gereformeerde beginselen voor, gelijk o.a. kan blijken uit zijn twistgesprekken met de wederdoopers uit deze jaren.

In deze frankenthalsche periode is het, dat de kennismaking van Heydanus met den beroemden Philips Marnixvan St. Aldegonde dateert, den man, dien hij later in zijn tweede antwerpsche periode als burgemeester van die stad zou terugvinden. Slechts eenmaal verliet Heydanus in de jaren 1567-1574 zijn gemeente Frankenthal voor langeren tijd: het was in 1571, toen hij als vertegenwoordiger dier gemeente aan de Algemeene Synode der Gereformeerde Gemeenten te Emden deelnam. Bovendien werd hij tot praeses van die synode gekozen. Geen wonder, dat er verscheiden gemeenten in ons vaderland waren, die er met verlangen naar uitzagen een man van zulk een aanzien als thans Heydanus was geworden, als leeraar in haar midden te hebben. Tot die gemeenten behoorde ook Middelburg, en, zoodra dan ook in 1574 deze stad na een langdurig beleg van het juk der Spanjaarden bevrijd was, werd er alle moeite gedaan, om Heydanus naast den reeds bejaarden Gillis Janszoon d'Hoorne als tweeden predikant aan de middelburgsche gemeente verbonden te krijgen. 8 Maart 1574 werd een officieel beroep op Gaspar Heydanus uitgebracht, en de gemeente was zoo gelukkig, dat deze dat beroep, zij het dan ook op zekere voorwaarden, aannam.

Het zou evenwel nog tot Juni 1574 duren, voordat Heydanus bij zijn nieuwe gemeente intrede kon doen. Immers, toen hij het beroep voor Middelburg kreeg, had de keurvorst Frederik van de Pfalz hem juist gevraagd als veldprediker met het voor de Nederlanden bestemde hulpleger mede te trekken. Werkelijk is hij ook ‘met graaf Lodewijck ende dandere geconfedereerde heeren opgezeten om in den crijch te trecken’, zooals het heet in het aktenboek van den middelburgschen kerkeraad, en eerst na afloop van den ongelukkigen veldtocht van het voorjaar van 1574 zou Middelburg Heydanus binnen hare poorten zien. En spoedig moest hij al weder die stad verlaten: de Synode van Holland en Zeeland te Dordrecht van Juni en Juli 1574 zou ook weder door Heydanus als voorzitter geleid worden. Nu begon eerst eigenlijk ten volle

zijn werkzaamheid te Middelburg, die onafgebroken tot 1578 duurde. Ook hier deed hij zich steeds als streng gereformeerde kennen, en, waar we zien dat de gemeente van Middelburg bepaaldelijk in deze jaren vaak met groote hevigheid tegen de wederdoopers optrad, daar is dat zeker voor een niet gering deel ook aan Heydanus toe te schrijven. Bijzondere gebeurtenissen hebben overigens in dezen tijd in de gemeente niet plaats gehad: alleen zij hier nog vermeld, dat de beide predikanten, die gedurende een groot aantal jaren tot in het begin der 17de eeuw, te Middelburg zouden werkzaam zijn, vooral ook door toedoen van Heydanus daar werden beroepen. De eene, Johannes Seu, uit Frankfort overgekomen, was nog een oude bekende van hem uit den tijd, in Duitschland doorgebracht; om den anderen, Michiel Panneel, uit Norwich, naar Middelburg te krijgen, werd door Heydanus tot tweemaal toe een reis naar Engeland gedaan. In den loop van 1578 valt feitelijk de losmaking van Heydanus van de middelburgsche gemeente. Wel is waar valt officieel zijn afscheid 2 October 1579, maar reeds gedurende het geheele vorige jaar was Heydanus in beslag genomen door de voorbereiding, daarna het bijwonen van een nieuwe synode van Holland en Zeeland, die in Juni 1578 weder te Dordrecht werd gehouden.

Een der gevolgen van deze synode was het aanbieden van een request om godsdienstvrede aan de regeering. Ook hieraan nam Heydanus een werkzaam aandeel, en zoodoende kwam hij ook weder te Antwerpen, waar men hem nu niet spoedig weder zou loslaten. Vandaar dat in de jaren 1578 en 1579 Heydanus feitelijk de gemeente van Middelburg en Antwerpen tegelijkertijd bediende, wat nu te eerder kon geschieden, omdat Heydanus onder de voorwaarden, waaronder hij in 1574 het beroep te Middelburg had aangenomen, ook deze gesteld had, dat zoo ‘God opening in Antwerpen gaf’ het hem vrij zou staan weder daarheen terug te keeren. Zooals te voorzien was, bleek het in de practijk moeielijk in beide gemeenten werkzaam te zijn, en zoo heeft Heydanus in het najaar 1579 weder voor goed zijn woonplaats naar Antwerpen overgebracht. Hier waren Heydanus nog zes jaren van rustige werkzaamheid beschoren, tot 1585, in welk jaar Antwerpen opnieuw door Parma werd veroverd. Ook nu weder moest Heydanus met vele zijner geloofsgenooten wijken; het zou hem echter ditmaal niet gegeven zijn zijn oude gemeente van Frankenthal te bereiken: onderweg stierf hij, nog in de kracht van zijn leven, 7 Mei 1586, te Bacharach aan den Rijn.

De eerste vrij uitvoerige biographie van Heydanus vinden we als bijlage bij J.W. te Water's Kort Verhaal der Reformatie in Zeeland (Middelburg 1766) 388 vlg. Later is het leven van Heydanus nog uitvoeriger beschreven door M.F. van Lennep in zijn diss. theol. Gaspar van der Heyden 1530-1586 (Amst. 1884). Als aanvulling op te Water is deze biographie vooral van belang omdat daarbij gebruik is gemaakt van een aantal onuitgegeven brieven van Heydanus aan den delftschen predikant Arnoldus Crusius, welke brieven ook ten deele als bijlagen in de diss. zijn afgedrukt. De enkele door Heydanus uitgegeven geschriften: een Catechismus enz., gedrukt achter de Psalmen van Marnix, en een paar werken ter bestrijding der wederdoopers zijn eveneens bij v. Lennep, 87, 159 en 176 vermeld.

Nadere bijzonderheden over den tijd der ballingschap van Heydanus te Frankenthal zijn te vinden bij A.A. van Schelven, De Nederduitsche vluchtelingenkerken enz. (Diss. theol. Vrije Univ.

Amst. 1908) passim. Een uitvoerige beschrijving van Heydanus' tocht door het land van Axel en Hulst in 1566, ontleend aan te Brussel aanwezige origineele stukken, zie men bij J.v. Vloten, Losse aantcckeningen betrekkelijk den vrijheidsoorlog (Bijdr. Zeeuwsch-Vlaanderen II, 180 en 308 vlg.). Over de middelburgsche periode raadplege men F. Nagtglas, De Algemeene Kerkeraad der Ned.

Hervormde Gemeente te Middelburg (Middelb. 1860), en als aanvulling daarvan dez., De Hervormden te Middelburg tegen Doopsgezinden enz. (Bijdr. Zeeuwsch-Vlaanderen VI, 237 vlg.). Bovendien zijn uit de ms. aktenboeken van den kerkeraad uit de jaren 1574-1579 nog meerdere bijzonderheden dan bij Nagtglas vermeld, over Heydanus te putten. Bij v. Lennep bevindt zich aan het einde een genealogie van het geslacht van der Heyden; zie daarover echter Nederlandsche Heraut 1885, 197 vlg. Lasonder

< >