NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Heusken, hendrik c.j

betekenis & definitie

HEUSKEN (Hendrik C.J.), een Amsterdammer die van 1855-1861 als tolk en legatiesecretaris van het amerikaansche gezantschap veel heeft bijgedragen tot

het openen van Japan voor de westersche mogendheden. Zijn dagboek is twee malen gepubliceerd, doch schrijver dezes kon voor zijn artikelen in de Katholiek

bovendien gebruik maken van een bundel brieven, welke Heusken aan zijn godvruchtige en innig door hem geliefde moeder in het vaderland heeft geschreven. Van een onrustigen aard, kon de jonge man het op de kantoorbank te Amsterdam niet lang uithouden maar vertrok in 1852 of begin 1853 naar New-York. Na twee jaren van veel ontbering aldaar werd hij op aanbeveling van Thomas de Witt, predikant van de Collegiate Reformed Church te New-York, om zijn kennis van talen toegevoegd aan Townsend Harris, die als gevolmachtigde van de Vereenigde Staten uitvoering van het tractaat van Kanagawa ging vorderen, dat Japan in 1853 met den commodore Perry onder bedreiging der kanonnen had gesloten, 20 Oct. 1855 scheepte H. zich in op het stoomfregatschip, de ‘San Jacinto’, dat vijf dagen later New-York verliet. Eerst ging de reis naar Siam, in welk geheimzinnig rijk Harris eveneens een diplomatieke zending had te vervullen, waarover veel merkwaardigs voorkomt in het dagboek van H. 21 Aug. 1856 ankerde de S. Jacinto in de baai van Shimoda en nu begonnen de langdurige en moeilijke onderhandelingen over het toelaten van Harris als consul-generaal in Japan. Daar de japansche tolken van vreemde talen alleen het hollandsch uit de dagen der Republiek machtig waren, moest H. daarbij het woord voeren voor de Amerikanen en werden al de stukken behalve in het engelsch op verlangen van de japansche autoriteiten ook in het hollandsch door hem opgesteld. 3 Sept. woei eindelijk de vlag van het amerikaansch consulaat te Shimoda.

Niet minder moeite kostte het aan Harris audiëntie bij den Tai-koen te Yeddo te verkrijgen, opdat hij dezen zijn brieven van aanstelling zou kunnen overhandigen en een nieuw handelstractaat voorslaan. Ook hierbij verleende H., die onderwijl tot secretaris van den consul was aangesteld, zijn diensten en op 7 Dec. 1856 beschrijft hij in zijn dagboek de plechtige ontvangst aan het keizerlijk hof te Yeddo. Het gerucht van dit aanvankelijk welslagen bracht al spoedig ook andere mogendheden ertoe gelijke voorwaarden te gaan bedingen. 23 April 1858 verscheen te Shinagawa Mr. Jan H.D. Donker Curtius als zaakgelastigde van Nederland om met Japan een gelijksoortig handelsverdrag te sluiten. Uit het dagboek van H. blijkt, dat er een veelvuldig en echt vriendschappelijk verkeer tusschen de beide legaties heeft geheerscht. 8 Juni 1858 vergaderden de japansche onderhandelaars, op last van den Taikoen daarvoor aangewezen, voor de laatste maal in het huis van den nederlandschen zaakgelastigde te Shinagawa en werd hier een nieuw tractaat met de Vereenigde Staten onderteekend.

Donker Curtius kreeg toen de toezegging, dat Nederland bij het weldra te sluiten verdrag in al de voorrechten, aan Amerika verleend, zou deelen. Het dagboek van H. sluit met deze bekroning der onderhandelingen, door Harris met onuitputtelijk geduld maar met niet minder geestkracht gevoerd, waartoe de schrijver zoozeer had medegeholpen en waarvan hij al het gewicht voor de toekomst gevoelde. Wat verder over zijn loopbaan kan bericht worden, is ontleend aan brieven, welke W. Heine, die tot de pruisische legatie in Japan behoorde, in jaargang 1861 van de KölnischeZeitung heeft geschreven. Men ziet daaruit, dat H. sinds 2 Juli 1859 als secretaris van Harris, die onderwijl tot minister-resident van de Ver. Staten in Japan was bevorderd, voor goed te Yeddo woonde. Schrijver erkent in die brieven, dat Harris en zijn secretaris de gezanten van andere mogendheden zeer behulpzaam zijn geweest

bij hunne onderhandelingen met het japansche gouvernement en ook veel hebben gedaan voor het verplegen van zieken, welke de europeesche oorlogschepen in Japan hadden moeten achterlaten. Toen Lord Elgin 13 Aug. 1858 meteen eskader voor Shimoda verscheen, had Harris aanstonds zijn secretaris tot hem gezonden en deze was het ook geweest, die den britschen gezant naar Yeddo had begeleid en bij de onderhandelingen aldaar als tolk was opgetreden. En de eerste Europeaan, die in den vroegen morgen van 5 Sept. 1860 aan boord van het schip verscheen, dat graaf Eulenburg als vertegenwoordiger van het pruisisch gouvernement naar Japan voerde, was al wederom onze landgenoot geweest, de wakkere secretaris van de amerikaansche legatie. Echter nog vóór Pruisen hem kon beloonen voor de diensten, welke hij bij de nu volgende onderhandelingen had verleend, viel hij als slachtoffer van den toenmaals weder oplevenden vreemdelingenhaat. In den laten avond van 14 Jan. 1861 werd hij, terugkeerend van de pruisische legatie, in een buitenwijk van Yeddo door zeven sluipmoordenaars, behoorende tot de ‘Romin’, de ‘enfants perdus’ van het toenmalig Japan, doodelijk verwond. De vicaris-apostoliek Girard kon hem nog in vol bewustzijn de Sakramenten der stervenden toedienen.

Met praal werd het lijk, gevolgd door al de gezanten en consuls der vreemde mogendheden, overgebracht naar een boeddhistisch kerkhof in de nabijheid van Yeddo, waar de abbé Girard de kerkelijke plechtigheden verrichtte. Op verlangen van Harris moest het japansche gouvernement 10,000 dollars boete betalen aan de moeder van het slachtoffer te Amsterdam, wat ook is geschied. Meer troost zal haar de brief geschonken hebben, welken de abbé Girard naar Amsterdam zond en waarin hij de laatste lotgevallen van haar eenigen zoon uitvoerig mededeelde.

Een duitsche vertaling van Heusken's dagboek verscheen in de Proceedings of the German Asiatic Society of Japan, June 1883; een engelsche in The Japan Mail, Jan. 1884.

Over hem: de Katholiek 1895, I, 345; W.C. Griffis, Townsend Harris (Boston 1895).

Hensen

< >