NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Glins, taco van

betekenis & definitie

GLINS (Taco van), geb. in 1619, overl. 11 Febr. 1673. Zijn geboorteplaats is onzeker; volgens sommigen is het Slooten in Friesland, volgens anderen Deventer. In beide plaatsen heeft hij gewoond, bij zijn inschrijving als student te Leiden noemde hij zich ‘Daventriensis.’ In 1640 werd hij te Franeker als student ingeschreven; weldra vertrok hij naar Leiden waar het gedrukte Album Studiosorum op 3 Sept. 1641 vermeldt: Taco a Glints Nobilis Geldrus Daventriensis, oud 22 jaar. Zonder gepromoveerd te zijn verliet hij de universiteit, en omtrent zijn volgende levensjaren blijft veel duister. In 1647 verscheen van zijn hand een Tractatus sing. de Mora. In quo perdifficilis haec et diffusa materia brevissimis aphorismis breviter etdilucide explicatur (Daventr. 1647). Het boekje is opgedragen aan de leden van hetfriesche Hof. De voorrede is gedateerd uit Deventer 18 Mei 1647. Daarin noemt zich de schrijver dier verhandeling over een bij uitstek moeilijk vraagstuk: ‘ego in jure tyro, et vix alicujus peritiae, et artis bonae gnarus.’ Van zijn voortgezette rechtsstudie getuigt een daarna verschenen werk: Aenmerckingen ende Bedenckingen over de Zee-Rechten, uyt het Placcaet van Koninck Philips uytgegeven den lesten Octobris 1563 (Amst. 1665). De opdracht aan den stadhouder Willem Frederik is geschreven te Slooten in Friesland 27 Sept. 1664. Deze arbeid, die meermalen herdrukt werd (Amst. 1695, 1727, 1753) bleef langen tijd het standaardwerk over het nederlandsche zeerecht. De schrijver zelf oordeelde het ‘den kooplieden en schipperen niet alleen, maer allen liefhebberen der rechtsgeleertheydt seer dienstelick en profijtelick’. Het heeft inderdaad goede eigenschappen en toont de kennis derzeerechtsbronnen van den auteur. Dominicus Hamerster erkent, dat zijne verklaring der Statuten en ordonnantiën van Friesland ten aanzien van het zeerecht op van Glins' boek en op het werk van Verwer berust.

In 1667 wenschte men hem als opvolger van Cup tot hoogleeraar te Franeker.

In Febr. van datjaar verkreeg hij den doctorstitel, weliswaar zonder examen, maar niet dan na een ‘colloquium doctum’. Dat deze eisch gesteld werd, weet hij aan Huber. Een hoogst onaangename verhouding met dien collega was daarvan het gevolg. 14 Maart 1667 werd hij benoemd op een salaris van ƒ1000. Reeds in 1665 had hij op een voordracht voor Franeker gestaan. Zijn onderwijs was van korten duur: reeds zes jaren na zijne benoeming overleed hij; hij bekleedde toen het rectoraat.

Zie: Boeles, Friesl. Hoogeschool, II, 241-243; G. de Wal; Oratio de claris Frisiae JCtis, ann. 234-237; De Nederlandsche Leeuw IV (1886) 37.

van Kuyk

< >