ENENS (Hermannus), ook Germannus E., geboortig uit Groningen, studeerde te Leuven en daarna te Orleans in de rechten. Hier was hij in 1559 en 1560 en behoorde hij tot de officiarii der germaansche natie. Hij wordt waarschijnlijk bedoeld met den in 1559 als procurator der natie genoemden Hermannus Frisius.Als licentiaat in de beide rechten teruggekeerd, werd hij secretaris voor de Ommelanden en woonde als zoodanig te Groningen. Hij schijnt zich daar met opvoeding van jongelui te hebben beziggehouden. In Febr. 1577 werd hij wegens injurie tegen den Raad van Groningen uit de stad gebannen. Bij het verraad van 1580 behoorde hij tot de uitgewezenen. Jaren heeft hij daarna te Emden vertoefd. Hij had lijf en goed voor de zaak van den opstand veil. Abel Eppens noemt hem ‘een besunder patroen van den gemene sake.’
Zie: De Kroniek van Abel Eppens tho Equart (Werken Hist. Gen. III: 27-28) I, 49, 173, 333, 385 v.; II, 428, 729 v.; Groningsche Volksalmanak 1900, 65-68; 1910, 184. van Kuyk