DORN SEIFFEN (Gerardus), rector van 't gymnasium te Utrecht, geb. 24 Apr. 1774 te 's Gravenhage en overl. 16 Nov. 1858 te Utrecht. Zijn ouders waren Joh.
Georgius Dorn Seiffen, Duitschervan geboorte, en Maria Elisabeth van den Bergh. Hij ontving zijn eerste opleiding te Arnhem, studeerde vervolgens te Amsterdam in de medicijnen, doch legde zich later op de studie der letteren toe. Ten einde in 't bezit van een academischen graad te komen promoveerde hij in 1802 tot jur. utr. dr., na verdediging van een proefschrift: Dejure feminarum apud Romanos tam veteri quam novo. In 1793 was hij reeds conrector te IJselstein geworden, maar van 1801-1849 was hij werkzaam aan 't gymnasium te Utrecht, eerst als praeceptor, vervolgens als conrector en sedert 1832 als rector. Om zijn uitstekende verdiensten had de senaat der utrechtsche hoogeschool hem in 1817 honoris causa tot Phil. theor. Mag., Litt. hum.
Doctor gepromoveerd. Behalve een aantal met lof bekende latijnsche en grieksche grammatica's, alle in die dagen veel gebruikt en bij herhaling herdrukt, schreef Dorn Seiffen verschillende uitstekende leerboeken en andere werken over de geschiedenis, waarvan wij slechts noemen zijn Handboek totde kennis derAlg. Gesch. in 5 dln. (1828-34). Verder schreef hij: Liederen van Anacreon en Klaagzang van Moschus op den dood van den herder Bion, in den oorspronkelijken maat (1809); Karakterschets van de helden uit de Ilias van Homerus (1812); Aardbeschrijving der oude volken met de nieuwe vergeleken (1816); Handboek der Oude Staten, uit het duitsch van Heeren (1818, 3e dr. 1828); Carthago in zijn
staatk. en handelsbetrekkingen beschouwd, eveneens uit het duitsch van Heeren (1820); Schoonheden uit Grieksche dichters, in dichtmaat vertaald (1821); Handboek der Nieuwe Staten van Europa, uit het duitsch van Heeren (1822, 2 dln.); Ideeën over de Staatkunde, den handel en 't verkeer der Oude Volken, door Heeren (1824-27, 6 dln.); Chronologische tabellen derStamhuizen en Vorsten van Europa van 800-1836 (1836, 2e dr. 1851); Geslachtstafel derKoningen van Europa van 1500-1840 (1840); OverzigtderStaten en Regeeringsvormen van Europa (1840, 2de dr. 1852); Voortgang der beschaving zigtbaar in de geschiedenis der volken (1847); Latinae loquendi formulae in usum scholasticum (1850, 2e dr. 1856) en Metrische vertaling derXXIVzangen van de Ilias van Homerus (1855). Eindelijk schreef de werkzame man veel in de Symb. literariae van 1838-45, o.a. in den jaarg. 1838 een opstel: Comparatio interPhoenices etNeerlandos, en bijdragen in den Utr. Volksalmanak van 1842 en 43.
W.J. Paling en H.J. Backer hebben zijn portret op steen geteekend, de laatste naar een schilderij van J.L. Jonxis.
Zie: Levensber. Letterk. 1859, 109 en A. Ekker in Bijdr. Gymn. 1858-59, 167.
Zuidema