NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Dam, jakob van (2)

betekenis & definitie

DAM (Jakob van) (2), heer van Isselt (1775) en Pylsweerd (1778), geb. te Utrecht 25 Apr. 1720, overl. aldaar 4 Sept. 1783, zoon van Mr. Willem van Dam (3), heer van Pijlsweerd en van Elisabeth Pit (kol. 683).

Hij was ontvanger van het Eene deel (Los-renten) der generale middelen en oudschildgelden 's Lands van Utrecht (1746), kanunnik van het kapittel van St. Jan te Utrecht (1749), raad in de vroedschap te Utrecht (1754), hoofdman van een vendel der stads schutterij (1754), schepen aldaar (1756 enz.), thesaurier en cameraar der stad Utrecht (1760), ontvanger vanden XXen en XLen penning (1773), regent van de fundatie van de Vrijvrouwe van Renswoude te Utrecht (1773), ordinaris gecommitteerde ter Statenvergadering voor de stad Utrecht 1776 t.e.m. '82). Voorts zat hij te Utrecht in tal van stedelijke commissiën. Hij huwde 12 Mrt. 1757teSchiedam met Aletta Francina Buyk, dr. van Emond en van Maria van Heurn (zie kol. 518), die hem o.a. twee kinderen schonk: Mr. Willem (4), (kol. 683), die heer van Isselt werd enLaurentia Clara Elizabeth, die vrouwe

van Pylsweerd werd, Mr. Willem Engelen huwde en haren oudsten zoon den familienaam Engelen van Pylsweerd schonk. Een portret van Jakob van Dam vindt men in de Fundatie van Renswoude te Utrecht.

Zie: Navorscher 1906, 410.

van Dam van Isselt

< >